Op weg naar den Guldensporenslag.......
Ridder GoNo was na vele omzwervingen en even vele avonturen, aangeland in de driehoek Halle-Brussel ( toen nog Broekzele )-Vilvoorde. Er was toen nog geen sprake van een kieskring, laat staan dat er commotie was over taalfaciliteiten. Het voetvolk sprak Vlaams met haar op en de hogere klasse sprak Frans. Voor ridder GoNo maakte dat niets uit, want hij had z'n wapenopleiding in beide talen gekregen. De commando's in 't Frans en het vloeken in 't scoon Vlaamsch. Ridder GoNo was op weg om z'n diensten aan te bieden bij de Guldensporenslag. Hij wist nog niet goed aan welke kant, maar 't leek hem het beste aan de kant die 't meeste betaalde. En waar hij uitzicht had op promotie en een eindejaarspremie. Hij moest nog een heel eind rijden en spoorde daarom z'n wit paard “ Black Beauty” aan om er wat vaart achter te zetten. Maar Black Beauty kon soms zo koppig zijn als een muilezel.
“ Ju, Blackske, juujuu.......” riep de koene ridder.
“ Laat het vooruit gaan, want stilstaan is achteruit gaan......”
Z'n paard begreep er de ballen van,wat niet zo moeilijk was aangezien het een merrie was, en was niet van plan om rapper te lopen dan een schildpad met een reumatische aandoening.
“ Zo geraken we er niet hé ? Aan die snelheid komen we juist op tijd om de Slag bij Waterloo mee te maken, en die moet nog uitgevonden worden......” sprak de ridder, meer tegen zichzelf dan tegen z'n paard.
“ Kijk en zie, daar is een afspanning. Laten we even stoppen en alzo de inwendige mensch versterken.....”
Het was een landelijke afspanning, waar mensen op weg naar Compostela enige rust voor hun vermoeide lijf en leden zochten. Een oase, midden het drukke bestaan van oorlogvoeren. En een babbeltje met pelgrims was altijd mooi meegenomen, dacht ridder GoNo. De naam sprak hem ook wel aan:” In den Goedendag”.
Hij maakte z'n paard vast aan de ringpaal en zette zich buiten op 't terras. De meeste mensen keken hem aan met eerbied en ontzag in hun ogen. Maar dat kwam waarschijnlijk door het kruis op z'n borst. Vlaanderen was toen nog geweldig gelovig en bijgelovig. Zwarte katten vond men niet, want ze werden steevast wit geschilderd. Het was zo erg gesteld met dat bijgeloof, dat bezems uit den boze waren. Iedereen moest zich een Swiffer aanschaffen, waarbij men uit het oog verloren was, dat de Swiffer nog uitgevonden moest worden. Den Blokker ook. Maar op details letten we niet hé ?
De kastelein, een figuur à la Koen Crucke, kwam aangeslofd. Verdorie, dacht onze koene en tevens dappere ridder hardop, die is nog trager dan mijne Black Beauty. Dat heb ik gehoord, hinnikte z'n paard.....
“ En wat zou mon sieur willen ?” sprak de kastelein, in een poging zich beter voor te doen, dan hij was.
“ Een pak frieten met stoofvlees en mayonaise en een frisse stella van 't vat......” beval onze ridder.
“ Euh, mayonaise is nog niet uitgevonden en fleskes stella ook nog niet.....” sprak de kastelein met een air van “ 'k heb uwen tekst gepikt”.
“ Ge hebt mijne tekst gepikt, gij onfris stuk schorem, moest ik geen kruisvaarder zijn, ik joeg u nu naar uw Schepper......” bulderde de koene ridder, voor de zoveelste keer in z'n kruis getast. Dat kruis begon serieus door te wegen. Maar ieder huisje heeft z'n kruisje. Wat hem er deed aan denken, dat zijn kruis-verband nog moest ververst worden. Door het lange rijden zonder zeemvel, had onze dappere krijger een beetje last van aambeien en zo'n kruisverband bracht toch enige soelaas.
“ Breng mij dan maar een bord hutsepot of moet dat ook nog uitgevonden worden ?” meesmuilde ridder GoNo.
“ Hutsepot ? 't Is midden in de zomer en 35° graden in de schaduw.......”
“ Wat wilt ge daar mee zeggen, ik ben een ridder en niet seizoensgebonden, dus eet ik in de zomer hutsepot en in de winter ne frisco......jaja, da's nog niet uitgevonden, 'k weet het, maar 't klinkt goed en anders kan mijne geschiedschrijver z'n blad niet vol krijgen......”
“ En geef m'n paard ne paardebiefstuk, licht gebakken en een emmer water.....
Z'n paard dacht er het hare van, maar was niet van plan haar eigen familie op te vreten. Die ridder GoNo kon soms toch zo'n boerelul zijn. Niet te geloven. De kastelein deed wat er van hem gevraagd werd en na een uurtje of twee, stond er een dampende schotel hutsepot op de tafel. Door het lange wachten had ridder GoNo zich al een half stuk in zijne maliënkolder gezopen, maar dat kon de pret niet drukken. Hij genoot van de belangstelling en ook van het middelpunt. Na het overvloedig eten en drinken, in die volgorde of andersom, zat hij wat achterover gezakt in 't zonnetje na te genieten. Tot hij plots een bekende stem hoorde.
“ Hierzie ende daarzie, als dat niet ridder GoNo is .......”
Ridder GoNo keek even door de spleetjes van z'n steeds maar dichtvallende oogleden en verrekt, voor hem stond er nog een kruisvaarder. Met kruis en kruisverband. En een miniatuurhuisje met een kruisje.
“ Wel, wel, wel, als dat niet Godefroid de Bouillon is.........da's lang geleden en ook op weg naar de Guldensporenslag ? “ vroeg onze koene ridder met ontzag, want den Bouillon was niet de eerste den beste...
©GoNo ( wordt misschien vervolgd)
“ Ju, Blackske, juujuu.......” riep de koene ridder.
“ Laat het vooruit gaan, want stilstaan is achteruit gaan......”
Z'n paard begreep er de ballen van,wat niet zo moeilijk was aangezien het een merrie was, en was niet van plan om rapper te lopen dan een schildpad met een reumatische aandoening.
“ Zo geraken we er niet hé ? Aan die snelheid komen we juist op tijd om de Slag bij Waterloo mee te maken, en die moet nog uitgevonden worden......” sprak de ridder, meer tegen zichzelf dan tegen z'n paard.
“ Kijk en zie, daar is een afspanning. Laten we even stoppen en alzo de inwendige mensch versterken.....”
Het was een landelijke afspanning, waar mensen op weg naar Compostela enige rust voor hun vermoeide lijf en leden zochten. Een oase, midden het drukke bestaan van oorlogvoeren. En een babbeltje met pelgrims was altijd mooi meegenomen, dacht ridder GoNo. De naam sprak hem ook wel aan:” In den Goedendag”.
Hij maakte z'n paard vast aan de ringpaal en zette zich buiten op 't terras. De meeste mensen keken hem aan met eerbied en ontzag in hun ogen. Maar dat kwam waarschijnlijk door het kruis op z'n borst. Vlaanderen was toen nog geweldig gelovig en bijgelovig. Zwarte katten vond men niet, want ze werden steevast wit geschilderd. Het was zo erg gesteld met dat bijgeloof, dat bezems uit den boze waren. Iedereen moest zich een Swiffer aanschaffen, waarbij men uit het oog verloren was, dat de Swiffer nog uitgevonden moest worden. Den Blokker ook. Maar op details letten we niet hé ?
De kastelein, een figuur à la Koen Crucke, kwam aangeslofd. Verdorie, dacht onze koene en tevens dappere ridder hardop, die is nog trager dan mijne Black Beauty. Dat heb ik gehoord, hinnikte z'n paard.....
“ En wat zou mon sieur willen ?” sprak de kastelein, in een poging zich beter voor te doen, dan hij was.
“ Een pak frieten met stoofvlees en mayonaise en een frisse stella van 't vat......” beval onze ridder.
“ Euh, mayonaise is nog niet uitgevonden en fleskes stella ook nog niet.....” sprak de kastelein met een air van “ 'k heb uwen tekst gepikt”.
“ Ge hebt mijne tekst gepikt, gij onfris stuk schorem, moest ik geen kruisvaarder zijn, ik joeg u nu naar uw Schepper......” bulderde de koene ridder, voor de zoveelste keer in z'n kruis getast. Dat kruis begon serieus door te wegen. Maar ieder huisje heeft z'n kruisje. Wat hem er deed aan denken, dat zijn kruis-verband nog moest ververst worden. Door het lange rijden zonder zeemvel, had onze dappere krijger een beetje last van aambeien en zo'n kruisverband bracht toch enige soelaas.
“ Breng mij dan maar een bord hutsepot of moet dat ook nog uitgevonden worden ?” meesmuilde ridder GoNo.
“ Hutsepot ? 't Is midden in de zomer en 35° graden in de schaduw.......”
“ Wat wilt ge daar mee zeggen, ik ben een ridder en niet seizoensgebonden, dus eet ik in de zomer hutsepot en in de winter ne frisco......jaja, da's nog niet uitgevonden, 'k weet het, maar 't klinkt goed en anders kan mijne geschiedschrijver z'n blad niet vol krijgen......”
“ En geef m'n paard ne paardebiefstuk, licht gebakken en een emmer water.....
Z'n paard dacht er het hare van, maar was niet van plan haar eigen familie op te vreten. Die ridder GoNo kon soms toch zo'n boerelul zijn. Niet te geloven. De kastelein deed wat er van hem gevraagd werd en na een uurtje of twee, stond er een dampende schotel hutsepot op de tafel. Door het lange wachten had ridder GoNo zich al een half stuk in zijne maliënkolder gezopen, maar dat kon de pret niet drukken. Hij genoot van de belangstelling en ook van het middelpunt. Na het overvloedig eten en drinken, in die volgorde of andersom, zat hij wat achterover gezakt in 't zonnetje na te genieten. Tot hij plots een bekende stem hoorde.
“ Hierzie ende daarzie, als dat niet ridder GoNo is .......”
Ridder GoNo keek even door de spleetjes van z'n steeds maar dichtvallende oogleden en verrekt, voor hem stond er nog een kruisvaarder. Met kruis en kruisverband. En een miniatuurhuisje met een kruisje.
“ Wel, wel, wel, als dat niet Godefroid de Bouillon is.........da's lang geleden en ook op weg naar de Guldensporenslag ? “ vroeg onze koene ridder met ontzag, want den Bouillon was niet de eerste den beste...
©GoNo ( wordt misschien vervolgd)
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage