De Hondenwei 2
De jongedame met hoge hakken en witte poedel heeft succes. Ze mag gezien worden en dat weet ze. Haar gestroomlijnde vormen zijn een lust voor het oog en andere lichaamsdelen. Ze draagt een knalrood rokje, witte t-shirt met daarover een kort mouwloos vestje. Ook rood. De kleuren van den Antwerp, denkt Kareltje. Wat voor een vis gooien ze nu in mijne vijver, is z’n volgende gedachte. Zoltan kijkt naar de poedel en de zever loopt uit z’n muil. Wat voor een mokkeltje gooien ze nu op mijne hondenwei, denkt hij. Z’n staart begint een eigen leven te leiden, z’n hondenpiemel ook.
Hoe kan ik op een bescheiden manier in contact komen met deze frisse verschijning, vraagt Kareltje zich. Z’n 120 kg zijn niet meteen een uitnodiging tot verdere en nadere kennismaking. Maar de hondenliefhebbers hebben allemaal één ding gemeen: ze hebben een hond. Buiten Flupke, die heeft een kater die denkt dat hij een hond is. Een kater die af en toe een kater heeft na het opdrinken van de restjes bier ten huize Flup.
Hoe kan ik, zonder dat m’n baas roet in het eten strooit, in contact komen met die frisse witte poedel, vraagt Zoltan zich af. De zever loopt nu in beken uit z’n muil. Waarom moet ik aan de leiband lopen, we leven toch in een vrij land? Hij kijkt met geile ogen naar z’n even geile baas. Die voelt hoe z’n klein Kareltje een indrukwekkende proportie begint aan te nemen. Koest, koest kreunt hij zachtjes…
Een oud heertje en een even oud vrouwtje zetten zich neer op de verweerde bank, die stinkt naar de hondenpis. Het oude mannetje is een beetje blind aan het ene oog, met het andere ziet hij niet goed meer. Vandaar de witte stok die hij gebruikt en krampachtig vasthoudt, alsof het een verlengstuk is van z’n lijf en leden. Het vrouwtje heeft een bastaardje bij, eentje van het vuilbakkenras. Eentje dat al blij is met een droge boterham met wat confituur. Een collega van een kruimeltjesdief. Past in haar handtas, tussen de condoom die een Amerikaans soldaat tijdens de Tweede Wereldoorlog achtergelaten heeft, en een lippenstift gekregen van een Duitse soldaat, ook tijdens diezelfde oorlog. Ze kon geen afstand van nemen van die twee voorwerpen. Telkens ze haar bastaardje in haar handtas deponeerde, voelde ze de aanwezigheid van die twee soldaten. Misschien omdat ze zelf een bastaardje op de wereld gezet had, niet wetende wie nu eigenlijk de vader was? ’t Waren rare tijden en wie zelf zonder zonden is werpe de eerste steen hé?
Kareltje heeft een tak opgeraapt, twijfelt nog om hem richting frisse verschijning te gooien. Z’n hond Zoltan snapt het plaatje en kwispelt vriendelijk met z’n staart. Maak toch die verdomde leiband los en gooi die tak richting poedel. Een tak gooien met mij aan de leiband heeft totaal geen zin. Kareltje, dokwerker, visser en liefhebber van ’t vrouwelijk schoon, maakt de leiband los. Gooit de tak met een ferme zwaai naar de poedel, die juist aanstalten maakt om een mooie kunstzinnige drol te produceren. De stok komt terecht voor de voeten van het oude heertje. Zoltan schiet als een pijl uit een boog naar de bank. Hé, wat krijgen we nu? Welke stok moet ik nu nemen? Ik kan toch moeilijk met een oude, verweerde tak vol splinters afkomen bij m’n toekomstige verovering? Nee, die witte stok past beter bij een witte poedel, besluit hij. Z’n muil omklemt de witte stok en sleurt het oude heertje mee. Het oude mannetje is zo vastgeroest aan die stok dat hij niet loslaat. M’n sok, pardon m’n stok, gilt hij met overslaande stem. Zoltan hoort of ziet niets. Weet dat hij de juiste weg gekozen heeft. Een weg die eindigt in de zandbak…
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage