GoNo's Gedichten & Verhalenhoek

De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.

donderdag 27 mei 2010

Niets is wat het lijkt 2

Ik vraag aan Benoit of hij het ook gehoord heeft. Zijn antwoord is positief , zo positief als het plasje van een op doping betrapte wielrenner. Benoit mag dan al een afvallige gelovige zijn, maar bidden kan hij nog steeds als de beste. De cursus “ Excorsisme voor Gevorderden” zal er ongetwijfeld toe bijgedragen hebben dat hij tot nu alle aanvallen van de duivel en van de Kerk weerstaan heeft. Ik versta z’n Latijns gewauwel niet, ik ben expert in het zien wat anderen niet zien, ’t kan ook andersom zijn hé? Ik heb ooit, na een knal met m’n zatte kop tegen een boom, wie zet er nu verdomme bomen in een bos, zevenenvijftig sterretjes gezien. Da’s er nog altijd eentje meer dan dat zogenaamde sterrenmeisje. Ik kan u verzekeren dat ik op dat moment in hogere regionen vertoefde. Als het ware in de zevende hemel. Ik kreeg toen inzicht in hoe de Schepper de sterren geschapen heeft. Juist. Knal tegen een boompie gelopen. Daar moet ge nu toch een ster voor zijn hé?
Benoit begint te schudden en te beven. Voelt dat er een hogere macht ons besluipt. Ik dacht eerst dat hij aan ’t oefenen was voor ‘ Sterren op de Dansvloer’, het onovertroffen programma op de VTM, waarin BV’s hun aangeleerde apenkunstjes mogen vertonen. Benoit doet mij teken, legt twee van z’n dikke vingers op z’n al even dikke lippen, wat mij doet besluiten dat ik op z’n minst twee minuten mijne smoel moet houden. Wat ik dus ook doe.
We luisteren met ingetogen adem, bijna wil ik zeggen ingetogen katholiek, het gekraak op de trap is opgehouden. Hoor ik nu geschuifel van voeten? Of beeld ik me het maar in? Is het de wind die in m’n nek blaast of is het een geest? Het lijkt wel of er een hand op m’n schouder rust. Eventjes maar, vluchtig, een fractie van een seconde. M’n haren, de weinige die er nog overblijven, gaan rechtop staan. Wat op zich ook al een vorm van geestenverschijning is.
Lekenzuster Mathilde slaapt de slaap der onschuldigen. Haar mondje is open, af en toe likt ze met haar tong langs haar lippen. ‘k Vraag me af waarvan ze droomt. Misschien wel van mij? Haar deken ligt meer en meer naast haar. Eventjes krijgen m’n vaderlijke gevoelens de bovenhand, ik wil haar toedekken. Maar het zicht op haar stevige borsten houden mij tegen. Op zo’n momenten zou ik een geest willen zijn hé? Haar borsten kneden met m’n onzichtbare handen, ze strelen, aan haar tepels zuigen als een pasgeboren baby. Maar ik ben hier voor andere zaken…
Benoit, de vroegere Benedictus zoals de paus weet je nog wel, kijkt met grote ogen naar iets dat zich achter mij bevindt. Z’n hoofd begint gevaarlijke proporties aan te nemen. En hij had al een dik hoofd. Conrad von Colditz richt z’n microfoon naar mij. Die halvegare professor verwacht toch niet dat ik een liedje ga zingen? Ik ken alleen maar het liedje van Ghostbusters met aangepaste Vlaamse tekst. Z’n machine flikkert als een op hol geslagen homo in een discotheek. M’n machine kan niet liegen, zegt onze professor in de kwantumfysica. Om het te bewijzen heeft hij z’n kwantummachine of hoe dat ding ook mag heten, aan een leugendetector gelegd. Resultaat: de machine werd op geen enkele leugen betrapt. Mij zegt het niets want machines onder elkaar…
Ik voel dat het kouder en kouder wordt in de kamer, durf me niet om te draaien. Langzaam maar zeker schuifel ik richting gewezen pater en professor. Ik hou niet van dat achter-de ruggedoe. Ik strijd met open vizier. Wil m’n tegenstander recht in de ogen kunnen kijken, wat met een vizier practisch onmogelijk is. Een vizier dient om je gelaat te beschermen, anders is het een compleet nutteloos attribuut. Er was ooit een Engelse koning, of was het een Franse, die niet goed zag door de zon die pal tussen de spleet van z’n vizier scheen. Om een ridder van z’n paard te stoten moet je op z’n minst toch iets kunnen zien. Deed z’n vizier open en kreeg terstond de scherpe punt van de lans van z’n tegenstander in z’n rechteroog. Elf dagen nadien is hij overleden, ’t laatste wat hij met z’n overgebleven goed oog nog zag, was een zwart gat. Dat van zijn uit Afrika geïmporteerde negerslavinnetje. Hij kwijlde nog één keer en dat was het dan. Stierf als het ware een exotische dood. Z’n negerslavinnetje werd op de brandstapel gezet wegens hekserij. De koning is dood, lang leve de koning. Zo ging dat toen.
De machine van onze hooggeëerde professor begon nu ook te biepen. Beam me up, Scotty, denk ik plotseling. Waar een mens allemaal niet aan denkt in het aanschijn van de angst voor het onbekende…

©GoNo

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage