Belle Elise 3
Ik sta voor kamer 4226. Eventjes denk ik er aan om op m'n passen terug te keren. Het is een tweepersoonskamer.
Ik hoor stemmen in de kamer, misschien kan ik beter op een ander moment een bezoekje brengen. Ik dring mij niet graag op en de mensen die op bezoek zijn ken ik toch niet. Ik klop voorzichtig op de deur en duw ze op een kier. Steek schuchter m'n hoofd naar binnen. Er is geen kat en ook geen hond te zien. De stemmen kwamen van een tv die zachtjes staat te spelen.
Het eerste bed is onbeslapen en een tussengordijn ontrekt Elise aan m'n ogen. Ik hoor haar adem, maar zie haar niet. Ze slaapt, beter een andere keer terugkomen. Maar m'n nieuwsgierigheid neemt de bovenhand. Nu ik er toch ben, kan ik evengoed met haar praten als ze wakker wordt. Ik stap op haar bed toe en zie haar liggen. Verdomme, ik sta in de verkeerde kamer; waarschijnlijk het nummer verkeerd begrepen. Maar iets zegt me dat ik helemaal niet verkeerd ben, dat ik gewoon een excuus zoek om het af te bollen.
Ik ga stilletjes naar haar bed toe en zie het gouden kruisje rond haar nek. 't Is wel degelijk Elise. M'n mooie Elise.
M'n ranke en slanke Elise. M'n lachende Elise. Er blijft niets van over, Elise is verworden tot een levend skelet.
Uitgemergeld. Zelfs haar blonde lokken zijn verdwenen. Een verpleegster komt binnen en hangt een nieuwe baxter. Ze ziet m'n geschrokken ogen en fluistert zachtjes: “Kanker . Longkanker.”
Ik kan en wil het niet geloven. Ik vloek binnensmonds. Waarom? Waarom juist zij? Er lopen toch rotzakken genoeg op deze aardkloot? Kan God die klootzakken niet straffen? Ik wil huilen, maar zelfs dat lukt me niet. Ik zou willen schreeuwen tot God, hem uitdagen er iets aan te doen, de Almachtige...
Ik ga naast haar zitten, neem voorzichtig haar dunne hand in m'n sterke knuist. Haar huid is doorzichtig en bleek.
Ze opent haar ogen en kijkt me aan. Een traan welt op in haar linkeroog. Deze keer kan ik ze niet wegvegen, deze keer zal er geen zwarte streep op haar wang verschijnen door de mascara die ik uitsmeer. Ik moet iets zeggen, maar weet verdorie niet wat of hoe. Ze blijft me aankijken, glimlacht zelfs even. Heeft ze me wel herkend? Ik durf het niet vragen. Ze knijpt in m'n hand, er moet niets gezegd worden. De stilte spreekt meer woorden dan wij ooit zouden kunnen zeggen. 't Is goed zo. Ze sluit haar ogen, haar hand ontspant zich. Een flauwe glimlach speelt om haar mond. De verpleegster komt binnen en zegt dat het bezoekuur afgelopen is. Hoe kan dat, ik ben hier nog maar pas. Ach, zegt ze, ze hoort u toch niet door de morfine, 't is kwestie van uren , hoogstens enkele dagen.
Ik haat ziekenhuizen, die routine waarop ze me mededelen dat m'n mooie Elise niet lang meer te leven heeft. Een voetnoot in de geschiedenis, maar voor mij een klein deeltje van m'n leven dat uitgewist wordt. De zoveelste klap in m'n leven.'t Houdt nooit op.
Ik heb Elise niet meer terug gezien, haar dochter evenmin. Na een korte e-mail waarin stond dat ze overleden was in de nacht van zaterdag op zondag om twee uur in de morgen. Zonder pijn en met een glimlach. Twee dagen na m'n bezoek. Ze is niet meer bij bewustzijn geweest. Ze was 38. Ik herinner me die nacht, het regende hard, heel hard. M'n mooie Elise is opgestegen ten hemel en zelfs de wolken huilden met haar mee...
Epiloog
Als dierbare herinnering dat ik haar ooit mocht kennen, hou ik m'n belofte. Ik heb haar ooit beloofd dat ik een boek zou schrijven, waarin ze een hoofdrol zou spelen. En terwijl ik dit schrijf, denk ik aan haar en huil ik.
Maar iedere traan is een parel voor m'n mooie Elise.
©GoNo
Ik hoor stemmen in de kamer, misschien kan ik beter op een ander moment een bezoekje brengen. Ik dring mij niet graag op en de mensen die op bezoek zijn ken ik toch niet. Ik klop voorzichtig op de deur en duw ze op een kier. Steek schuchter m'n hoofd naar binnen. Er is geen kat en ook geen hond te zien. De stemmen kwamen van een tv die zachtjes staat te spelen.
Het eerste bed is onbeslapen en een tussengordijn ontrekt Elise aan m'n ogen. Ik hoor haar adem, maar zie haar niet. Ze slaapt, beter een andere keer terugkomen. Maar m'n nieuwsgierigheid neemt de bovenhand. Nu ik er toch ben, kan ik evengoed met haar praten als ze wakker wordt. Ik stap op haar bed toe en zie haar liggen. Verdomme, ik sta in de verkeerde kamer; waarschijnlijk het nummer verkeerd begrepen. Maar iets zegt me dat ik helemaal niet verkeerd ben, dat ik gewoon een excuus zoek om het af te bollen.
Ik ga stilletjes naar haar bed toe en zie het gouden kruisje rond haar nek. 't Is wel degelijk Elise. M'n mooie Elise.
M'n ranke en slanke Elise. M'n lachende Elise. Er blijft niets van over, Elise is verworden tot een levend skelet.
Uitgemergeld. Zelfs haar blonde lokken zijn verdwenen. Een verpleegster komt binnen en hangt een nieuwe baxter. Ze ziet m'n geschrokken ogen en fluistert zachtjes: “Kanker . Longkanker.”
Ik kan en wil het niet geloven. Ik vloek binnensmonds. Waarom? Waarom juist zij? Er lopen toch rotzakken genoeg op deze aardkloot? Kan God die klootzakken niet straffen? Ik wil huilen, maar zelfs dat lukt me niet. Ik zou willen schreeuwen tot God, hem uitdagen er iets aan te doen, de Almachtige...
Ik ga naast haar zitten, neem voorzichtig haar dunne hand in m'n sterke knuist. Haar huid is doorzichtig en bleek.
Ze opent haar ogen en kijkt me aan. Een traan welt op in haar linkeroog. Deze keer kan ik ze niet wegvegen, deze keer zal er geen zwarte streep op haar wang verschijnen door de mascara die ik uitsmeer. Ik moet iets zeggen, maar weet verdorie niet wat of hoe. Ze blijft me aankijken, glimlacht zelfs even. Heeft ze me wel herkend? Ik durf het niet vragen. Ze knijpt in m'n hand, er moet niets gezegd worden. De stilte spreekt meer woorden dan wij ooit zouden kunnen zeggen. 't Is goed zo. Ze sluit haar ogen, haar hand ontspant zich. Een flauwe glimlach speelt om haar mond. De verpleegster komt binnen en zegt dat het bezoekuur afgelopen is. Hoe kan dat, ik ben hier nog maar pas. Ach, zegt ze, ze hoort u toch niet door de morfine, 't is kwestie van uren , hoogstens enkele dagen.
Ik haat ziekenhuizen, die routine waarop ze me mededelen dat m'n mooie Elise niet lang meer te leven heeft. Een voetnoot in de geschiedenis, maar voor mij een klein deeltje van m'n leven dat uitgewist wordt. De zoveelste klap in m'n leven.'t Houdt nooit op.
Ik heb Elise niet meer terug gezien, haar dochter evenmin. Na een korte e-mail waarin stond dat ze overleden was in de nacht van zaterdag op zondag om twee uur in de morgen. Zonder pijn en met een glimlach. Twee dagen na m'n bezoek. Ze is niet meer bij bewustzijn geweest. Ze was 38. Ik herinner me die nacht, het regende hard, heel hard. M'n mooie Elise is opgestegen ten hemel en zelfs de wolken huilden met haar mee...
Epiloog
Als dierbare herinnering dat ik haar ooit mocht kennen, hou ik m'n belofte. Ik heb haar ooit beloofd dat ik een boek zou schrijven, waarin ze een hoofdrol zou spelen. En terwijl ik dit schrijf, denk ik aan haar en huil ik.
Maar iedere traan is een parel voor m'n mooie Elise.
©GoNo
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage