GoNo's Gedichten & Verhalenhoek
De hersenspinsels van een zelf- en door anderen verklaarde dichter/schrijver.
dinsdag 25 december 2012
Zo, dat hebben we dan weer gehad. Nog een paar dagen en ik kan terug
gaan winkelen zonder constant naar kerstliedjes te moeten luisteren. Voor mijn
part mogen ze die achtergrondmuziek volledig afschaffen. In de Delhaize heb ik
bijna een uur moeten luisteren naar rap-muziek. Om tegen de muren van op te
lopen, ware het niet dat er rayons in de weg stonden. Op vraag aan één van de
aanvullers waarom ze geen andere zender konden programeren, kreeg ik als
antwoord dat ik mee moest gaan met m’n tijd . Ze beslissen tegenwoordig ook al
naar wat ik moet luisteren…
De zon schijnt op kerstdag, het Kindeke Jezus ligt te zweten in z’n
kribbeke. De os en de ezel liggen er lamlendig bij. Ze zijn bezig de schaapjes
aan ’t tellen. Jozef vraagt zich nog altijd af of Maria een buitenechtelijke
relatie heeft met iemand die verkleed rond loopt als duif. Hij denkt erover na,
om eigenhandig een doodskist te maken voor die zogenaamde duif. Als
gediplomeerde timmerman een fluitje van een cent. De Drie Wijzen zijn nog
onderweg. ’t Zal duren tot 6 januari eer ze aankomen. Ze zijn al een paar keer
bij de verkeerde boreling gaan aankloppen, omdat ze verkeerdelijk een olielamp
aanzagen voor een ster. Melchior, één van de drie, is met z’n kameel tegen een
olijfboom gereden. Wat hem een fikse boete opleverde vanwege de
woestijnpolitie. Wegens het negeren van een stopteken, midden in de woestijn.
Ze lachen er niet mee, in het Midden-Oosten. Balthazar, de slimste van de drie,
die voorop rijdt en als dusdanig de ster volgt, is zijne kluts en zijne weg
kwijt. Toen hij op z’n kameel wilde stappen, zette het dier zich plots in
beweging. Met als resultaat dat Balthazar naast z’n woestijnschip terecht kwam.
Hij viel recht met z’n aanminnig gelaat op een rotsblok. Zag honderden sterren
in één klap. Welke ster moet ik nu volgen, was z’n vraag. Niemand wist het.
Gaspar heeft last van z’n darmen en van z’n hoofd. Na een nachtje wierook
snuiven, zingt hij over herderkes die de wacht houden bij ’ t Kindeke Jezus. En
gezien ze niets anders te doen hebben, tellen ze ook de schaapjes…
Jozef zegt dat Maria de stal moet kuisen. Hij verwacht hoogstaand
bezoek. Volgens het Romeinse Agentschap
voor Registratie van Toekomstige Koningskinderen, is het kwestie van
tijd voor ze aankomen. De Romeinen zijn er niet blij mee, als dat maar niet
uitgroeit tot een rage, denken ze. Ze hebben al problemen genoeg met die Joden.
Maar ze denken in Rome op lange termijn. Iedereen moet z’n kruis dragen hé?
Koning Herodus heeft beslist dat alle eerstgeborenen van het mannelijk geslacht
afgeslacht moeten worden. Een waar bloedbad, waar ’t Kindeke Jezus geen weet
van heeft. Die vraagt zich maar één ding af en dat is:- wanneer krijg ik
verdomme de borst?-. Ook goddelijke kinderen moeten af en toe eten hé?
Zo, dat hebben we weer gehad. De wereld is dus niet vergaan en ’t
Kindeke Jezus is traditiegetrouw op de juiste datum geboren. In een
doordeweekse aftandse stal. En zeggen dat er in Jeruzalem een gerenommeerde
kraamkliniek voorhanden is. maar ’t is algemeen geweten dat Jozef nogal op z’n
centen zat. Die volkstelling was maar een smoesje om die trip naar Betlehem te
maken. Een wintervakantie in Palestina, voor de helft van de prijs. Een
aanbieding van her Romeinse Agentschap voor Binnenlandse Trektochten. Ter
promotie van de ezels. Dat Maria moest bevallen daar had slimme Jozef totaal
geen rekening mee gehouden. Hij wist niet eens dat ze in verwachting was. Als
’t een rosse is, is ’t niet van mij, zei hij tegen al wie het horen wilde. De
bevalling liep overigens niet van een leien dakje, maar da’s normaal als er een
strooien dak op uwen stal ligt. En wie loopt er nu in godsnaam van een leien
dak? Sinterklaas en Zwarte Piet? Met al die zonnepanelen en schotelantennes
tegenwoordig, een levensgevaarlijk beroep, me dunkt…
De gelovigen zijn weer tevreden, de paus ook. De St-Pieterbasiliek zat
goed vol. De paus wreef in z’n handen. Kassa, kassa! Als ik m’n handen in de
lucht steek, moet ge rond gaan met de schaal, zei hij tegen z’n kardinaal die
tevens penningmeester is van het Genootschap. Zo lang ik met m’n handen in de
lucht sta, blijft ge de mensen lastig vallen. Hij heeft daar meer dan een
kwartier zo gestaan. Kende hij nog van in de tijd toen hij bij de Hitlerjugend
zat. Je moest iets kennen van gestrekte armen, anders kwam je er niet in. De
man is ondertussen al 85. Doe het hem maar eens na hé? Zalig de armen van
geest, want zij zullen als eerste het Rijk Gods betreden. Ik zal wel weer mogen
wachten, zoals gewoonlijk…
En zoals ieder jaar, werden er vredeswensen geuit. We zijn allemaal
broeders en zusters, die elkaar ten gepaste tijde de kop inslaan. Zoals de
vrouw die haar man de kop insloeg met een diepgevroren kalkoen. Waarna ze aan
de politiemensen die het onderzoek voerden vroeg of ze niet een plakje kalkoen
wilden eten. Die hebben dus de bewijslast gewoonweg opgegeten. De jury heeft
haar vrijgesproken wegens gebrek aan bewijzen. In België zouden ze de kalkoen
postuum veroordelen tot de oven, met geen kans op vrijlating. Waarna Gaïa een
petitie zou indienen om de kalkoen op een humane manier te slachten en de oven
niet hoger te zetten dan 180°. Een kalkoen heeft ook gevoelens hé?
©GoNo
zaterdag 22 december 2012
Doemdenken of niet, het leven gaat voort…
Geloof me vrij, ik had meer verwacht van het einde van de wereld. Ik heb
meer dan een uur op m’n balkon gestaan in de regen. M’n kat verklaarde me gek.
Wat verwacht je, vroeg ze me. Niet veel, een paar uit de kluiten gewassen
meteorieten, enkele serieuze aardbevingen, gevolgd door een tsunami. Meer moet
dat niet zijn, ’t zou al een mooi begin zijn, zeg ik tegen m’n kat…
Plots hoor ik een knal, ’t is begonnen denk ik. Vlug m’n digitaal
fototoestel erbij nemen. Zulke foto’s kan men maar éénmaal nemen in z’n leven,
is m’n conclusie. Maar ik zie niets in de lucht, ook geen vliegende schotels
die ons met laserstralen bombarderen. Niets, totaal niets. Misschien was die
knal een F16 die door de geluidsmuur ging, op zoek naar de vijand. Hebt ge dat
ook gehoord, vraag ik aan m’n kat. M’n kat ligt te slapen en trekt zich
schijnbaar niets aan van de ondergang van de wereld…
Moet ik het weer helemaal alleen oplossen, vraag ik me af. Het regent nog steeds, ’t past perfect bij de
dramatische gebeurtenissen die onverwijld zullen komen. Kwestie van een beetje
geduld te hebben hé? Weer een knal. Verdomme, denk ik, ik zit op de verkeerde
rij. Ik hoor iemand roepen wanneer die snotneuzen eindelijk gaan ophouden met
hun bommetjes. Ze zijn al aan ’t oefenen voor nieuwjaarsnacht. Ieder jaar
hetzelfde liedje. ’t Zal weer feest zijn aan de bushokjes. Verleden jaar hebben
ze midden het wachtende publiek een voetzoeker gegooid. Met gevolg een
vechtpartij tussen allochtonen en autochtonen. De politie is moeten tussenbeide
komen, wat nog meer olie op het vuur gooide. En een opstopping van jewelste,
alle trams en bussen geblokkeerd. Foeterende chauffeurs van de Lijn, foeterende
flikken die op weg waren naar een uiterst belangrijke interventie in frituur “
De Puntzak”, waar ze de frieten in een kartonnen bakje doen. De interventie
bestond erin dat hun frieten klaar stonden om afgehaald te worden…
Nee, de wereld is verdomme dus niet vergaan. Ze draait nog steeds om
haar eigen as. De oorlogen duren nog steeds voort, onschuldigen worden nog
altijd vermoord. Alleen heb ik nu nog meer problemen. Wat moet ik in godsnaam
met al die toastjes en die potten confituur, perensiroop en choco? M’n kat zegt
dat ik het zelf mag opeten. ’t Zal een mooie kerst worden, bedenk ik mij. Ik
ben m’n grote pot van Ikea gaan halen. Kijk, zeg ik tegen haar, ge past er
juist in. Kat à la GoNo ,
gemarineerd in de perensiroop en geserveerd op toast. Ze bekijkt me alsof ze
het in Keulen hoort donderen. In Keulen hebben ze een mooi kerstmarkt, zeg ik
haar om haar te troosten. ’t Zal haar worst wezen, ze draait haar gat naar mij
en gaat op de vensterbank zitten om de ondergang van de wereld te zien…
Ooit heb ik gevraagd aan pater Hyronimus, de onvolprezen pater die ons
moest opvoeden: “ Pater Hyronimus, waarom leven wij?” Die vraag had Lode
Zielens ook al gesteld aan z’n mama. Het antwoord kwam even vlug als de vraag
die ik stelde. “ Om dood te gaan, waarom anders?” Ik had op dat moment een
flauw vermoeden dat de eerwaarde pater Jezuïet weinig geloof hechtte aan het
Hiernamaals…
Toen ik hem dat ook zei, kreeg ik een oorveeg. Hierzie, zei hij, het
tastbare bewijs dat ge nog in leven zijt. Ik kon niet volgen…
©GoNo
donderdag 20 december 2012
dinsdag 18 december 2012
Doemdenken of niet?
Ik ben aan het aftellen. Nog twee dagen en de wereld zal ophouden te
bestaan. Het beste klank-en lichtspel dat ik ooit zal mogen meemaken. Spijtig dat
het maar éénmalig zal zijn. Ik troost me met de gedachte dat we vroeg of laat
allemaal dood moeten gaan. Als het dan toch moet gebeuren waarom niet met groot
orkest hé?
Ik vraag me nog altijd af waarom juist op 21/12/2012? En dan nog op een
vrijdag? Vrijdag is kuisdag, vrijdag doe ik m’n boodschappen voor het weekend. Heel
m’n routine zal overhoop liggen omdat juist die dag de wereld moet vergaan. Ze zeggen
wel dat we ons niet ongerust moeten maken, maar dat zeiden ze van Hitler ook…
Ik heb nog twee dagen om nog wat onzin te verkopen, twee dagen om na te
denken over de zin van ’t leven. Nee, de wereld zal niet vergaan zeggen de
wetenschappers in koor, zo’n vaart zal ’t niet lopen. De Maya’s zaten er met
hun kalender een beetje naast. Als die kalender stopt op 21/12 wil dat zeggen
dat er dan een nieuwe cyclus begint. ’t Is een beetje zoals met het weer. Als de
regenperiode over is, zal het droog worden. Er is kans op lichte sneeuwval,
waarmee ze dan bedoelen dat gans België en omstreken ondergesneeuwd is. Er is
kans op een lichte bries met wat regen. Je komt buiten en je paraplu gaat
alleen op stap…
De wereld zal vergaan, dat ik dat nog mag meemaken. Vrijdag mag iedereen
door het rode licht rijden, ’t speelt toch geen rol meer. Het parlement zal die
dag leeg zijn, maar da’s anders ook zo. Alle communicatie zal uitvallen. Geen tv,
gsm, internet en andere verworvenheden van deze moderne maatschappij. De complete
stilte. Tot de mensen het door zullen hebben dat er echt iets aan de hand is. Paniek
alom. De mensen zullen verplicht zijn om terug met elkaar te praten, elkaar te
helpen, elkaar te steunen. De rijken zullen op bergen geld zitten dat geen
kloten meer waard zal zijn. Bankbiljetten kan men niet eten. Goudstaven ook
niet. Ik heb drie potten choco, drie potten confituur en drie potten
perensiroop opgeslagen. Genoeg om, in combinatie met vierentwintig pakken toast,
het een maand uit te zingen. Morgen ga ik m’n drankvoorraad aanvullen. Flessen water,
limonade, cola en de nodige Kriek om op een deftige manier afscheid te nemen
van deze vergankelijke wereld. M’n laatste centen zullen opgaan aan sigaretten,
tabak en ander rookgerei. En terwijl ik op m’n balkon sta te kijken naar de
rode gloed aan de horizon, zal ik tegen m’n kat zeggen: “ ’t Is mooi geweest…”.
Waarop m’n kat zal antwoorden:” Inderdaad, maar wel kort hé?”
Kom, Musti, zal ik zeggen, laten we ons buikje vol vreten, ’t is plezanter
om dood te gaan met een volle maag…
En de vogels zwegen, de mensen ook. De hele planeet zweeg….Voorgoed?!
©GoNo
zaterdag 15 december 2012
Het kerstfeest waarop God sprak door een drugsverslaafde
(Echt gebeurd, maar de namen zijn verzonnen.)
Het is vreselijk voor een moeder als ze ziet dat haar zoon aan de drugs gaat. Op het moment dat je het
hoort stort je wereld in elkaar. Eerst ga je twijfelen of het wel waar is, dan ga je hopen dat het
voorbijgaat en tenslotte wordt je hart uit je lijf gerukt als je ziet hoe je vlees en bloed te gronde gaat,
lelijk wordt en onbetrouwbaar. Het is een van de ergste dingen die ouders kan overkomen.
De moeder van Clint, een vrouw uit Afrika, overkwam dit allemaal. Haar kind, dat zo’n leuke vrolijke
baby was geweest en waarop ze zo trots was als hij op school hoge cijfers haalde, was een junk
geworden. Haar woorden konden hem niet meer bereiken. Het was begonnen met verkeerde vrienden
en veel van huis gaan, geld, dat op onverklaarbare wijze uit haar portemonnee verdween, leugens, en
het eindigde in dranklucht en brutaliteit.
Gelukkig kende Chloe de Heer en bij Hem stortte ze heel haar hart uit. Dagelijks zette ze tijd apart om
onder tranen en smeken Hem aan te roepen, die in staat is om boven bidden en denken te doen.
“O, Vader, red mijn jongen toch!”
Het werd haar ademhaling, ze stond er mee op en ze ging er mee naar bed.
Op zeker moment ervoer ze dat de Heer haar gebed had verhoord. “Je zoon zal prediker worden!”
hoorde ze Hem zeggen, niet met een hoorbare stem, maar als een echo in haar hart.
Een grote blijdschap overviel haar. Hier kon ze zich aan vastklemmen als een drenkeling aan een
reddingsboei.
Maar in een ziekenhuis in de stad werd een brancard binnengebracht. Een hevig bloedende jongeman
werd met spoed naar een operatiekamer gereden. Zijn hoofd bloedde uit twee kogelwonden, zijn
borstkast was in stukken gescheurd door een dodelijk mes… Dokters renden af en aan, handen werden
gewassen, de anesthesist deed zijn werk. De grote operatielampen beschenen een tenger en
uitgemergeld lichaam van een tiener, verslaafd, vervuild.
Ondanks alle moeite die de artsen deden bleef het resultaat pover. De kogels in het hoofd waren niet te
verwijderen en de wonden op zijn borst konden slechts gehecht worden. Op de intensive care overleed
Clint, het kind van zoveel gebeden. Zijn moeder werd door twee agenten op de hoogte gebracht.
“Dat kan niet!” riep Chloe toen ze het vreselijke nieuws hoorde. “Dat kan echt niet. God beloofde, dat
Clint prediker zou worden.”
Het was een logische reactie, iedereen zou zo gesproken hebben en zich later erbij hebben neergelegd,
dat de stem van God dus toch niet van God was gekomen.
Maar zo was Chloe niet.
Ze nam de telefoon en belde naar de Intensive Care.
“Zet de intercom eens aan, alstublieft” vroeg ze aan de telefoniste. In Nederland zou zo iets niet kunnen,
maar in Afrika kon dat wel. De telefoniste deed wat de door het noodlot getroffen moeder vroeg.
Luid en duidelijk klonk het in de zalen: “Clint Matulo, Jezus wil dat je leeft!”
Het klonk ook in op de Intensive Care afdeling, waar ze bezig waren om de jongeman af te leggen.
“Clint Matulo!”
Tot ieders grote verbazing sloeg Clint zijn ogen op en begon weer te ademen.
Hoewel de kogels nog in zijn hoofd zaten genas hij volkomen.
En nu verwacht je dat Clint uit het ziekenhuis gekomen direct naar een bijbelschool zou gaan. Mis. Nadat
de eerste beduusdheid over was verviel hij weer in zijn oude leven. Hij werd de held van een groep
misdadigers, die hij voorging in heroïne spuiten, overvallen plegen, vrouwenhandel en bankovervallen.
Hij zwom in het geld, waar hij niet netjes aan kwam.
Natuurlijk snapte Chloe hier niets van. Had ze dan toch Gods stem verkeerd verstaan? En die
wonderbaarlijke opstanding dan?
Ze bleef de Heer aanroepen en hem houden aan zijn belofte.
Het liep weer tegen kerst. Clint had een groot feest georganiseerd in een prachtig penthouse boven in
een flat van stinkend rijke mensen. Er werden allerlei dingen gedaan die God verboden had. De heroïne
werd flink gebruikt en velen wisten van voren niet meer of ze van achteren leefde.
Een van de meiden die erbij was ging echter flippen. Ze werd gek van de drugs en wilde van het balkon
springen.
“Dat moet ik proberen te voorkomen!”schoot het door de dronken kop van Clint. “Straks komt de politie
en dan zijn we er allemaal bij. Ik moet proberen om haar tegen te houden.”
Met een stel vrienden probeerde hij het meisje uit alle macht vast te houden en op haar in te praten,
maar ze was sterk en wilde niet luisteren. Steeds rende ze weer naar het balkon en trok de deur open.
Clint dacht slim te zijn en zei: “Jane, als je braaf blijft zitten krijg je geld van me.”
“Rot op met je geld,” zei Jane en vloog weer naar het balkon.
Wat moest Clint doen. Drugs beloven, dat hielp altijd, want daar waren ze allemaal tuk op.
“Je krijgt deze heroïne!” riep hij en toonde een zakje met aardig wat heroïne erin.
“Rot op met je heroïne!”schreeuwde Jane, die door het dolle was. “Ik moet die troep niet.”
Nu dacht Clint dat er maar een ding opzat en dat was haar een flinke mep te geven, zodat ze
buiten westen zou raken…Hij hief zijn vuist op en riep….
Ja wat kwam er uit zijn mond?
“Zal ik voor je bidden?”
Dat had hij helemaal niet willen zeggen, maar toch had hij het gezegd!
Jane keek hem aan en zei: “Ja, graag.”
“Hé,” riepen de vrienden van Clint, “Zeg dat nog eens… Het helpt!”
Clint zei het nog eens en hij ging het ook doen.
Op dat kerstfeest werd hij bekeerd. Wat was zijn moeder blij. Haar kind werd werkelijk wat God had beloofd: een prediker van het goede nieuws!
Een voorganger uit Nederland ontmoette hem pasgeleden op een vliegveld.
Hij begon een praatje met hem.
“Toen ik vermoord was….”zei Clint.
“Wat zeg je nou toch? “ riep de voorganger.
“Ja, ik was dood, maar nu leef ik.” lachte de ex gangster en hij vertelde zijn verhaal.
“En weet je wat er nu zo grappig aan is? Telkens als ik op een vliegveld door de scan moet, gaat de
metaaldetector af en kan ik mijn verhaal weer opnieuw vertellen. De twee kogels in mijn hoofd zullen
mij er altijd aan blijven herinneren, dat God op kerst door mij, een drugsverslaafde heen sprak.”
donderdag 6 december 2012
Kerstmis in m’n straat…
Er is weinig beweging op straat. Mensen met paraplu, die zich haasten om
boodschappen te doen. De sneeuwvlokken vallen nu met hele bakken uit de lucht. Maar
blijven niet liggen. Goed zo, denk ik, weer een zorg minder. Sedert ik eens
ferm op m’n aanminnig gelaat gevallen ben, heb ik het niet zo met die winterse
taferelen. ’t Is knap en mooi, zolang het op een foto staat op m’n
scheurkalender. In de Ardennen zullen ze mij dus niet zien. Ik kan amper op m’n
eigen benen staan, laat staan dat ik op skilatten zou moeten staan…
Salah, ze heet feitelijk Salouah, moslima en tevens verkoopster van
brood en charcuterie, zegt dat ze het koud heeft. Ik stel voor om haar eventjes
te verwarmen, sociaalvoelend dat ik ben, is dit voor mij een koud kunstje. Ze lacht
me vierkant uit, ’t zijn geen vrouwen meer zoals vroeger, bedenk ik mij.
Ze gelooft niet dat ik schrijf en ook nog blog heb, waar ik m’n
bedenksels kwijt kan. Ik vraag haar of ze al gaan zien is. Ze zegt dat ze het
niet vindt op internet. Zeg me dan waar ik moet gaan zoeken hé? Googlen,
antwoord ik. Gewoon intikken en ge komt er recht op uit. Wat moet ik intikken? Gonosgedichtenhoek,
aan elkaar geschreven, zeg ik haar. Ik had gono’s onderbroek ingetikt,
antwoordt ze met uitgestreken gezicht. Ik geloof er geen barst van, maar ’t zou
kunnen hé?
In m’n straat heeft een bewoner een drink-en eetbakje voor de vogels
gemonteerd. De zakjes vogelzaad zijn nog onaangeroerd, ’t zal nog niet koud
genoeg zijn, denk ik. Of ligt het aan de vele zwerfkatten die hier constant
rondlopen? Als ik terug kom van de bakker, zie ik dat de bewoners ook nog twee
lantaarnpalen in hun voorhof gezet hebben. Ze doen hun best, moet ik zeggen. Nu
nog de voortuin versieren met kerstattributen, zoals in Amerika, en we kunnen
een wedstrijd organiseren wie de mooiste voortuin heeft. Met als eerste prijs
een weekendje Benidorm…
Ik maak een praatje met de postbode. Wat een weer hé? Als openingszin,
niet te onderschatten. De postbode is er eentje van het Aziatische type. Vriendelijke
vent, daar niet van, maar hij heeft een ondoorgrondelijk gezicht. Je weet nooit
wat hij denkt. En valt het mee in de sneeuw? Welke sneeuw, vraagt hij me. Iedereen maar klagen over de eerste sneeuw,
behalve de postbode. Een beroep apart, denk ik. Ik zou het niet kunnen, door
regen en wind, door winterse taferelen met een fiets van 50 kilo de post
rondbrengen. Vroeger kregen we een borrel, zegt hij, maar dat mag niet meer
sedert er alcoholcontroles zijn op het werk. Controles op het werk? Ja, en dat
allemaal omdat er sommigen te dronken waren om de post nog rond te brengen. Maar
die kerels zijn al lang gestopt met postbode spelen en wij zijn nu de dupe. Ik krijg
zowaar medelijden met hem. Wil je een borreltje, vraag ik op medelevende toon. Een
glaasje citroenjenever? Nu niet, maar ik kom na m’n dienst zeker eens langs. Ze
vragen hulp-postbodes, is dat niets voor jou? Ik zie dat wel zitten, maar dan
op een sneeuwscooter, zeg ik hem. Ik heb evenwichtstoornissen, wat maakt dat ik
af en toe eens op m’n bek ga. En die fiets lijkt me hoger dan ik zelf ben. Ik kan
toch moeilijk met een laddertje onder m’n arm rondlopen hé? Ze hebben ook
kleinere fietsen, zegt hij, met twee wieltjes opzij. Ik kan beter gynaecoloog
worden, dan mag ik ook in spleten zitten, is m’n antwoord. Je moet er maar
opkomen hé? Hij lacht z’n spleetogen bijna dicht. Wees voorzichtig hé, roep ik
hem na.
Ze zijn bij de overburen de kerstboom aan het zetten. De gordijnen zijn
open, ik kan alles meevolgen vanop de eerste rij. ’t Is een grote kerstboom, zo
te zien. Dozen worden vanonder het stof bovengehaald, vader kijkt goedkeurend
toe hoe moeder zich in duizend bochten wringt om toch maar niet van het
keukentrapje te donderen. De kerstboom staat scheef, de kerstboompiek wijst
naar Bommerskonte. Terug het trapje op. Vader geeft aanwijzingen, een beetje
links, een beetje rechts. Nee, links had ik gezegd, weet je nu nog altijd niet
het verschil tussen links en rechts? Ik lees het van z’n lippen. ’t Kan ook
zijn dat hij gewoon vraagt of er nog koffie in de thermoskan zit hé? Of dat hij
vraagt om onder de kerstboom een beetje aan seks te doen, kwestie van in een hogere
sfeer te geraken. Kijk, nu loopt hij met een stapeltje cd’s rond. Hij gaat toch
nu al niet die kerstliedjes afspelen, vraag ik me af. De kerstboom is af, ’t is
mooi met al die lichtjes die aan en uit gaan. Zouden ze een open haard hebben? En
zouden ze sokken aan de schouw hangen voor de Kerstman? Vader is tevreden, dat
heeft hij weer goed gedaan. Zonder hem was het weer een flop geworden. Er moet
toch iemand richtlijnen geven hé? De gordijnen gaan dicht. Geen pottenkijkers
toegelaten. Ik zie de lichtjes aan en uit gaan, dwars door de gordijnen. Ik voel
me een beetje jaloers, waarom feitelijk? Zes jaar geleden stond er hier ook nog
een kerstboom, maar toen m’n zoon naar Bellegem ( deelgemeente van Kortrijk )
verhuisde, heeft hij die meegenomen. Sedertdien is er geen meer in huis
gekomen. Voor wie of wat zou ik die moeten zetten? Zoveel bezoek krijg ik nu
ook weer niet. Bij m’n kinderen staat er overal een kerstboom, traditiegetrouw
hé? Kinderen zijn er dol op en zeker als er cadeautjes onder liggen. Als ik
denk aan vroeger, overvalt me een soort van weemoed. Het leven gaat sneller dan
men denkt. Ik zie m’n kinderen nog glunderen. We zongen samen kerstliedjes en
de kerstboomlichtjes gingen ook aan en uit op de tonen van de muziek. Kerstliedjes
van Elvis. Kerstliedjes van crooners die nu het ganse jaar door kerstfeest
vieren…omdat ze allemaal al dood zijn…
White Christmas? Jinglebells, enzovoort? Lonely Christmas? Ik heb die liedjes nog, maar wil ze niet meer horen. Toch
niet bij mij thuis.
GoNo
woensdag 5 december 2012
Santa Claus…
Hij herinnert zich geen enkel kerstfeest meer. De lachende gezichten op
de vele foto’s zeggen hem niets. Wie is toch die gekke man met die rode muts
op, vraagt hij zich af. Dieet volgt die ook niet, is z’n bedenking. En wat
staat die opgetuigde boom met slingerlichtjes daar te doen? Eén of andere vorm
van een vergeten cultuur misschien? Met wat hielden de mensen zich toch
allemaal bezig hé? Een kerstboom voor de gezelligheid met pakjes eronder.
Lekker eten à volonté, crisis of geen crisis, tradities zijn er om in ere
gehouden te worden. Bekijk al die glunderende gezichten vol verwachting eens…
Ergens ver weg in z’n geheugen is er een plaatsje waarvan hij alleen de
sleutel heeft. Een kamertje vol met herinneringen. Een kamertje vol melancholie,
nostalgie en romantiek…
Die dikke meneer in dat rode pak, komt hem bekend voor. Is dat niet
dezelfde meneer die ieder jaar opnieuw reclame maakt voor Coca Cola? Hij lijkt
er wel een beetje op. Hij neemt de foto in z’n hand, brengt hem wat dichter bij
z’n ogen. Verdomme, vloekt hij binnensmonds, ik zie minder en minder. Ik begin
serieus oud te worden. De ogen van de man op de foto kijken hem doordringend
aan. Witte haren, witte wenkbrauwen, witte baard. Alles is wit aan die man. De
combinatie met dat rode pak is uitermate goed geslaagd moet hij toegeven…
Ergens ver weg in z’n geheugen is er een plaatsje waarvan hij alleen de
sleutel heeft. Een kamertje vol met herinneringen. Een kamertje vol
melancholie, nostalgie en romantiek…
Hij kijkt rond in z’n kamertje. Veel staat er niet. Een bed, een
kleerkast en een bureau met versleten stoel. Een oude zetel met erachter een
staanlamp. In de hoek, een lavabo met spiegel. Hij staat recht en doet z’n
kleerkast open. Wat krijgen we nu, denkt hij. De kast hangt vol met rode
pakken, dezelfde als op de foto’s. Ik begin te flippen, zegt hij tegen
zichzelf. Hij doet de kleerkastdeur dicht. Opent ze opnieuw. De rode pakken
hangen er nog steeds. Hij gaat naar de lavabo om zich te verfrissen. Laat het
water stromen over z’n oude gezicht. Daar kikkert een mens van op hé? Hij kijkt
in de spiegel, ziet een oud gezicht met wit haar, witte wenkbrauwen en een
witte baard. Hohoho, roept hij, is me dat verschieten. Ik ben verdomme Santa
Claus, ik wist dat ik die kerel van ergens kende…
Ergens ver weg in z’n geheugen is er een plaatsje waarvan hij alleen de
sleutel heeft. Een kamertje vol met herinneringen. Een kamertje vol
melancholie, nostalgie en romantiek…
Hij kleed zich aan, sluipt op kousevoeten door de kille gang. Het lijkt
hier wel een gevangenis, denkt hij. Eventjes nadenken, waar heb ik m’n arreslee
geparkeerd? En m’n rendieren waarvan ik de namen vergeten ben? Waar ben ik in
godsnaam? Hoe ben ik hier binnen geraakt? Hij kan het zich niet meer
herinneren. Maar gezien ik Santa Claus ben, kan ik los door de muren lopen.
Koud kunstje voor mij. Hij neemt een aanloop en loopt uit volle kracht tegen de
muur. Om vervolgens, met een bloedneus, twee meter achteruit te vliegen. Z’n
vals gebit hangt te bengelen aan z’n tong. Miljaarde, ik ben vergeten m’n
toverspreuk te gebruiken.
De nachtverpleger komt aangelopen. Is ’t weer zover, vraagt hij aan
Santa Claus. ’t Is ieder jaar hetzelfde liedje met jou. Ten eerste, je bent nog
veel te vroeg, Sinterklaas is nog niet geweest. En ten tweede, die muren zijn
van gewapend beton. Kom, ga maar lekker terug slapen, maar eerst gaan we iets
aan die bloedneus doen. En een vals gebit hoort in uw mond te zitten en niet
aan uw tong…
Ergens ver weg in z’n geheugen is er een plaatsje waarvan hij alleen de
sleutel heeft. Een kamertje vol met herinneringen. Een kamertje vol
melancholie, nostalgie en romantiek…
Niemand gelooft nog in Santa Claus, denkt de man. Tranen vloeien op z’n
kussen. Ik trek me terug in m’n kamertje waar ik gelukkig ben met m’n herinneringen.
En toch ben ik de enige echte Santa Claus, maar als ze niet meer in mij
geloven, besta ik dus niet…
©GoNo
dinsdag 4 december 2012
Waarom leef ik hier in België?
Eén op zeven leeft onder de armoedegrens in België. En toch hebben we
het meeste spaargeld op onze spaarboekjes staan. Je vraagt je af bij wie dan
hé? Mijn spaarcentjes zijn al lang verdwenen als sneeuw voor de zon. Het gaat
soms vlugger dan je denkt. De kloof tussen arm en rijk is nog nooit zo groot
geweest. Gevaarlijk, zegt een geleerde professor van de universiteit van
Leuven. Als de massa ontevreden wordt, komen ze vroeg of laat op straat met
alle gevolgen vandien. Krijgen we hier dan ook een Westerse Lente, in navolging
van de Arabische, vraag ik me af. Zal onze regering dan ook op z’n burgers
laten schieten of onze woonwijken laten bombarderen? Of zullen de Amerikanen
ingrijpen?
Politici houden zichzelf in stand. Hoe meer miserie, hoe liever dat ze
het hebben. Kunnen ze wetten maken die zogezegd onze levenstandaard verhogen.
Je moet er eens op letten, iedere wet die gestemd wordt is onvolmaakt. Er zijn
altijd achterpoortjes aan. Niet voor de gewone burger, o nee, voor zij die een
bataljon advocaten kunnen inschakelen. Tot de verjaring een feit is…
Uit goeie bron heb ik vernomen dat er een nieuwe taks in de maak is.
Geen belasting, maar een doodgewone taks. Ze zijn tot de conclusie gekomen dat
Vlaanderen en omstreken meer en meer vol hangt met schotelantennes. Zeker in de
grootsteden. De prijs per schotelantenne zou maar 25€ per jaar zijn. De moeite
niet om op straat voor te komen en alle beetjes helpen moet Di Rupo denken. Hij
moet toch ergens die vier miljard van Dexia vandaan halen hé? Ik stel voor om
een taks te heffen op vallende bladeren. Zelfs als er geen bomen staan, is er
altijd kans dat de wind die bladeren wel zal aanvoeren. Gezien u niet kan
bewijzen dat die bladeren niet van u zijn, wordt het een algemene taks.
Solidariteit, noemen we dat. Een taks op duiven moet er ook nog komen. Wat zegt
u? Dat u geen duivenmelker bent? Kan zijn, maar die duiven zaten wel op uw dak
hé? Zodus? En wat denkt u van een bejaardentaks? Niemand verplicht u om oud te
worden. Zodus?
Een kindertaks moet er ook nog komen. Niemand is verplicht om kinderen
te maken he? Natuurlijk zijn de heren en dames politici hier van vrijgesteld.
Ze hebben het zo al zwaar genoeg. Voor die luttele 5 000€ per maand, kunt u
toch niet verlangen dat ze ook nog eens taksen gaan betalen? U verlangt toch
niet dat ze gaan staken en heel het land platleggen? Hebt u ooit al gehoord van
politici die staken en voor het parlement bommetjes gooien? Waarom zijn
politici altijd zo gehaast, vraag ik me af. Ik denk dat ze bang zijn om een pak
slaag te krijgen. Politici zijn de enige mensen die tevreden zijn met hun job.
Maar ze hebben dan ook de helft van hun familie bij de hand hé? Vader en zoon
zitten samen in het parlement. Moeder en dochter ook. Zo werd vroeger een
dynastie geboren…
We leven in een rijk land dat gedragen wordt door armoedzaaiers. Zelfs
degenen die werken komen amper toe met hun loon. Om al die armoede het hoofd te
bieden, moeten de steden in hun beleidsverklaring-en akkoorden een plan inschrijven
die de armoede zal terugdringen. Maar de steden zijn afankelijk van de dotaties
van de federale en Vlaamse overheid. En die hebben een chronisch gebrek aan
geld. Schaf al die onzinnige uitperserij van de banken af, denk ik dan. Gedaan
met betalen voor ons eigen geld. Dat men een kleine som aanrekent voor z’n
zichtrekening, tot daar aan toe. Maar als men z’n verrichtingen via de pc doet,
is het voor een bank ook goedkoper. Minder personeel, gezien u zelf het werk
doet. Maar laten we wel wezen, hier in België komen ze enkel op straat als het
kermis is. Of om naar de markt te gaan. Waar zijn ineens al die politici
gebleven? Zijn de verkiezingen gedaan? Ik zie ze plots niet meer. Net nu ik
zoveel vragen heb. Er was eens een Griekse filosoof die beweerde dat politici
de ondergang van de wereld zouden worden. Hij verwees daarbij naar Rome en in
mindere mate naar Athene. Rome is ten val gekomen, Athene ook. En wat zien we
nu? Hetzelfde scenario speelt zich af. Rome met Berluscone op kop, recht op hun
bek gevallen. Om nog maar te zwijgen van Athene. ’t Is daar alle dagen
koekenbak. Europa is aan het imploderen. Hoeveel mensen voelen zich
aangesproken door dat concept? Hoeveel mensen voelen zich Europeaan? Ze willen
de USA naar de kroon steken, maar vergeten dat die 52 staten hebben. Met maar
één president en een federale regering die de helft van onze regering telt. Aan
het hoofd van iedere staat, staat een gouverneur die een grote autonomie heeft.
Hier in ons landje denkt iedere burgemeester dat hij de koning is in z’n
stadhuis. We willen een confederatie, roepen ze nu. Zoals in Zwitserland. Daar
werkt het toch ook? Jazeker, het werkt daar uitstekend omdat als er iets van
algemeen belang moet beslist worden, er een referendum georganiseerd wordt. Dat
bindend is voor de regering. Da’s pas democratie, daar kunnen we hier eens van
dromen hé?
Maar kom, een taks op schotelantennes moet kunnen hé? Zou er al een taks
op winterbanden bestaan? Of het verplicht inkopen van strooizout? Bij de
gemeente, anders verdienen ze er niets aan. Zoals de vuilzakken. Verplicht
sorteren om nadien alles op één grote hoop te gooien. Recht de verbrandingsoven
in. De “ Stomme van Portici” draait zich om in z’n graf. Die had de revolutie
in 1830 ook wel eventjes anders gezien, denk ik.
Waarom leef ik hier in België, vraag ik me soms af…
©GoNo
maandag 3 december 2012
Was ik maar in de Middeleeuwen geboren…
De eerste sneeuw is in Hoboken gevallen en iedereen loopt al steen en
been te klagen. Ze stappen uit hun verwarmde wagen op de parking van de Colruyt
en doen alsof ze aan het shoppen zijn op de Noordpool. Een verdwaalde dakloze,
denk ik toch, staat aan de ingang met een bekertje te rammelen om de aandacht
te trekken op z’n armoedig bestaan. Iedereen loopt hem voorbij, keuren hem geen
blik waardig. ’t Is koud en we hebben geen tijd hé? Moet ik nog medelijden
hebben met zulke mensen? Er is eelt op m’n ziel en geweten gekomen, zoveel is
zeker. Vroeger zou ik m’n laatste centjes gegeven hebben, maar nu? Ik twijfel
steeds meer en meer aan de noodzaak om die zogenaamde arme mensen te
ondersteunen. Er zijn voldoende opvangcentra die met ons belastinggeld open
gehouden worden…
Gisteren stond je hier ook al, zegt een dame met pelzen frak aan. Een
bontmuts op haar geblondeerde haar vervolledigt het plaatje. Ik houd niet van
madammen met een bontjas, zong Urbanus, madammen met een bontjas zijn gemeen…De
man kijkt haar niet begrijpend aan. Ik ook. Gisteren was het zondag, bij m’n
weten is de Colruyt ’s zondags niet open. Of heb ik iets gemist? Toch maar even
navraag doen straks bij m’n lievelingscassière…
De man rammelt nog eens met z’n bekertje. De vrouw haalt haar gepoederde
neus op. Ga toch uit weg, mens, je belemmert m’n doorgang. Ze draait zich om
naar mij, zegt met schorre stem: “ dat heb je, als ze iedereen hier zomaar
binnen laten…” Moet ik haar nu gelijk geven of niet? Ik weet het niet, als men
zelf slachtoffer is van die crisis is men nogal vlug geneigd om alles op
asielzoekers of minderbedeelden te steken hé? Ik vraag haar beleefd om opzij te
gaan, ‘k heb geen zin in een gesprek dat op niets zal uitlopen. Een vriendelijke
Coltuyt-bediende maant de man aan om weg te wezen. Er zijn reclamaties van
klanten, naar het schijnt. Da’s de eerste keer dat ik hier in dit filiaal zo
iets hoor. Een nieuw beleid? Straks bellen ze nog de politie, wegens overlast…
Ik ga naar binnen, doe m’n boodschappen met wrang gevoel en als ik
buitenkom is de man verdwenen. Het sneeuwt nu nog wat harder, ik haast me om
alles in m’n boodschappentassen te laden. Mag ik uw karretje, hoor ik achter
m’n rug vragen. Ge moogt het zelfs meenemen naar huis, ’t is toch van mij niet,
zeg ik op vriendelijke toon. Het oude vrouwtje is me eeuwig dankbaar…
Ik verlaat de parking en bots op de man met z’n bekertje. Dezelfde man,
maar op een andere plaats. Naast mij stopt de gebontjaste vrouw, ze draait haar
raampje naar beneden. Wenkt de man. De man stapt op haar toe, een beetje
schuchter. Ik zie hoe ze een briefje van tien euro in z’n bekertje stopt. Ik
ben verbaasd, je zou voor minder hé? Er is nog goedheid in deze harde wereld,
denk ik. Ik stop vijf euro in z’n bekertje. Meer kan ik niet missen. Je hebt
een goede daad gedaan, zeg ik tegen de dame in de bontjas. Ze knipoogt, wat
haar plots een stuk sympathieker maakt. Achter haar wagen vertonen de andere
chauffeurs een lichte vorm van frustratie, ze belemmert de doorgang. Voor de
zoveelste keer, denk ik, maar ’t is haar bij deze vergeven. De politiecombi
stopt op het rijwielvak, ze stappen met drie uit. Gaan recht naar de man. Drie
flikken voor één man, die niets misdaan heeft? Bart De (Z)Wever heeft gezegd
dat er nul-tolerance komt als hij zou verkozen worden tot burgemeester.
Doorlopen, zegt een jonge poltieman, die z’n eerste snorretje laat groeien,
kwestie van er stoer uit te zien. Warom zou ik moeten doorlopen, de straat is
een openbare gelegenheid en van iedereen. Ik doe helemaal geen aanstalten om op
zulk bevel in te gaan. De pot op, denk ik. Ik blijf staan waar ik sta. De man
kijkt me hulpeloos aan. Ik hem ook. Taferelen uit een ver oorlogsverleden,
waarbij ik denk aan de Gestapo. Ieder z’n job, maar dit is er ver over. Aan
overkant roepen enkele Marokkanen iets van “ vuile flikken…” terwijl ze de tram
opstappen. Ik waag het erop om te vragen wat die man misdaan heeft. Had ik niet
gezegd om op te krassen, antwoordt snorremans. Dat had je inderdaad gezegd,
maar ik ben een vrij man die zich vrij mag bewegen op het Europees grondgebied
of niet soms? Duidelijker kan ik haast niet zijn, met het risico op een
proces-verbaal wegens smaad en rechtsbelemmering. Ze duwen de man in de combi,
rijden met loeiende sirene net rijwielpad af. Bijna pal tegen een wagen, die
uit alle macht moet stoppen. Het sneeuwt niet meer, het regent nu. Ik ben
kwaad. Op wie of wat weet ik niet. Op deze harde wereld? Op mensen die aan
machtsmisbruik doen? Op mezelf, omdat ik meer en meer m’n grote bek niet meer
opendoe? Straks nemen ze nog z’n vijtien euro af, want bedelen is bij wet
verboden…
Ik ben twee minuten thuis als de bel gaat. Dingdong, dongding…” Ik kijk
door het raam. Drie Getuigen van Jehova.
‘t Is lang geleden dat ik die hier nog gezien heb, denk ik. Die komen weer eens
de ondergang van de wereld voorspellen. Vroeg of laat moeten die kerels wel
gelijk krijgen hé? Toch binnen een goeie vier à vijf miljard jaar..
Ik weet het al, de wereld zal
vergaan op 21 december dit jaar, dus is het zinloos om lid te worden van uw
clubke, roep ik naar beneden. Mogen we naar boven komen, vraagt er ene. Ik
begin zin te krijgen om de politie te bellen wegens een flagrante schending van
m’n privacy. Want uiteindelijk staan die heerschappen hier ook te bedelen hé?
Ik gooi m’n raam dicht, ’t is te koud en de warmte vliegt langs het open raam
naar buiten. Een minuut later gaat de bel opnieuw. Dingedong, dongeding…
Voor de tweede maal doe ik
m’n raam open, wat nu weer. Ondertussen is m’n kat erin geslaagd de folie van
m’n braadworsten te verwijderen. Nu haar nog leren om alles in driepvieszakjes
te steken, is m’n bedenking, terwijl ik een welgemeende vloek laat horen.
Mogen we naar boven komen,
vraagt een Getuige. Die weet ook van geen ophouden, denk ik. Ga en vermenigvuldig
u, m’n kinderen, het Koninkrijk Gods wacht op u, roep ik door het raam. Ze
halen hun schouders op. Zoveel zin in het Koninkrijk Gods hebben ze blijkbaar
niet. In de middeleeuwen gooiden ze de inhoud van hun pispot door het raam.
Waarom ben ik niet in die tijd geboren, vraag ik me af…
©GoNo
vrijdag 30 november 2012
Het Geheim van Stonehenge 6 ( slot )
Kara-Miek geeft zonder morren z’n lasergeweer af. Da’s ook de eerste
keer, denk ik. Ik mik op de boerka en druk af…
Niets, er gebeurt niets. Hoe is het toch mogelijk, dat een batterij
opladen zo moeilijk is? moet ik hier dan alles zelf doen? Voor de tweede keer,
op nog geen vijf minuten, sta ik hier volstrekt belachelijk te wezen. Waarom
heb ik geen pijl en boog bij, vraag ik me af.
Kara-Miek gaat tot bij de boerka. Een vinnige discussie ontspint zich.
Kara-Miek lijkt wel een Romein, maar die zijn nog niet tot hier geraakt. Hij is
iets aan het uitleggen met handen en voeten. Tekent met z’n voet een grote
cirkel op de grond. ’t Is nu niet het moment om zakdoekje-leggen te spelen hé,
denk ik. De boerka trekt zich terug tussen haar stamgenoten. Ze zijn aan het
overleggen. Misschien gaan ze een belasting invoeren op stenen leggen. Of de
btw op keien verhogen? Van 21% naar 25%?
“ Kara-Miek, als uw commander in chief, zou ik graag weten over wat
jullie aan het praten zijn hé? Als dat niet teveel gevraagd is?”zeg ik
vastberaden om m’n gezag te laten gelden.
“ Sorry, Gonokriek, we gaan een tempel bouwen ter ere van ons…”zegt
Kara-Miek.
“ Een stempel bouwen?”
“ Nee, een tempel…”
“ En wat zouden zij met een stempel moeten doen? “
“ Een tempel…TEMPEL…of hoort ge niet goed?”roept Kara-Miek bulderend.
“ Ge moet zo niet roepen, ik versta je wel hoor…”zeg ik, mij er plots
van bewust zijnde dat m’n hoorapparaat
afstaat, gezien de batterijtjes leeg zijn. We staan eeuwen vooruit met al onze
technologie, maar deftige batterijtjes hebben we niet. ’t Zijn er allemaal van
wit product.
We zijn begonnen aan de tempel. Rotsblokken en grote keien liggen er
hier genoeg. Maar ze rechtop zetten is een ander paar mouwen. Kara-Miek staat
erbij als een veldheer die z’n troepen overschouwt. De boerka is naar de
boerka-maker om zich een feestboerka aan te laten meten. De Stonehengers weten
van aanpakkken, een werklustig volkje zo te zien. Die kunnen we binnenkort nog
gebruiken om goud en zilver op te delven, denk ik. Kara-Miek heeft een grote
cirkel op de grond getekend. Op die cirkel moeten de uitgekapte stenen komen.
Alles is berekend met de zakcomputers tot op de millimeter juist. Later zal het
mensdom zich afvragen hoe ze het voor elkaar gekregen hebben. Ik moet nu al
lachen.
Het gaat goed vooruit met het uitkapwerk. Kara-Miek laat z’n naam in een
rotsblok uitkappen. Als bouwmeester is dat z’n recht. Een bouwmeester heeft
meer rechten dan een expeditieleider, denk ik een beetje jaloers. Mara-Miek is
de dames aan het leren hoe ze een deftige wintersjaal en handschoenen moeten
breien. De winters kunnen hier geweldig streng zijn, weet ik van horen zeggen.
Kara-Miek legt uit wat de bedoeling is van die cirkels. Je moet alles weggraven
wat binnen de cirkels is. En dan laten we de stenen stuk voor stuk zakken. We
gooien er de weggegraven aarde tegen aan en zetten dan de volgende steen
rechtop. Als alles er staat, graven we de omliggende aarde weg. Van die aarde
maken we een grafheuvel. Niet moeilijk hé, hoor ik hem zeggen. Hij kan het goed
uitleggen, die moet in de politiek gaan…
Het jaar 2012.
Wetenschappers en archeologen breken zich nog altijd het hoofd hoe ze
die verdomde stenen rechtop gezet hebben. Dat ze dienden als een heilige
plaats, daar zijn ze het al over eens. Ze proberen nu de naam van Kara-Miek te
ontcijferen. Ze hebben in de grafheuvel een pot gevonden met , je raadt het
nooit, twee wintersjaals en een paar handschoenen uit schapenwol van de
Shetlandschapen. De Stonehengers waren hun tijd ver vooruit is hun conclusie.
Over de lege batterijtjes , die ze opgegraven hebben, zwijgen ze als vermoord.
We zijn op weg naar Peru, we gaan daar wat tempels bouwen. We hebben de
smaak goed te pakken, zeg ik tegen Mara-Miek. Laten we een muur bouwen aan de
grens van China, zegt Kara-Miek. En ook wat piramides, die kunnen dienen als
bakens voor onze schotels…
We gaan eerst naar Peru,Bolivië en Guatemala. ’t Is kwestie van prioriteiten
leggen hé, zeg ik op gedecideerde toon. Misschien schrijf ik er wel een verhaal
over: “ De Geheimen van de Piramides…” Ze zijn niet akkoord. Niemand zal dat
ooit willen lezen, zeggen ze. En als ze het al willen lezen, zullen ze het
nooit geloven. Ik moet ze gelijk geven, het mensdom is er nog niet rijp
voor…eerst moeten we hen nog leren om elkaar op een beschaafde manier om zeep
te brengen. Misschien moet ik één van hun geleerden de formule aan de hand doen
om een atoombom te maken. Ene Einstein komt er voor in aanmerking, al was het
maar omdat die z’n naam een eerbetoon is aan de stenen die we verleggen. ’t Zal
een serieuze knal geven, denk ik met een grijnslach…
©GoNo
donderdag 29 november 2012
Het Geheim van Stonehenge 5
We dringen het dorp binnen, op onze hoede voor eventuele valkuilen.
Valkuilen zijn kuilen waarin men onverhoeds kan vallen. Daar dienen ze voor.
Sommige barbaarse volkeren zetten er ook nog van die vlijmscherpe staken in. De
voorlopers van het alom bekende satéstokje. Een collega van mij is eens op een
nacht in zo’n kuil gedonderd. Ik dacht nog waarom ligt er hier in ’t midden van
een dorp een tapijt. Tapijten hangt men toch op een draad om uit te kloppen? Ik
zei nog: pas op, Ri-Mak, maar te laat. Het tapijt was niet meer dan een
oogverblinding. Ri-Mak verdween in de aardbodem. Even later zag ik hem de lucht
invliegen, om met een lach terug naar beneden te vallen. Naar boven vallen is
wat moeilijker hé? Ze hebben er een trampoline ingezet, riep hij me toe…
Na tweeduizend keer op en neer te gaan, moest hij kotsen. ’t Was geen
zicht want hij kwam telkens in z’n eigen kots terecht. Peterseliekool kan
geweldig zwaar op de maag liggen, was m’n conclusie. Moesten we hem niet
onderschept hebben, hij zou nog op en neer aan ’t gaan zijn.
Ri-Mak is nadien nog verkozen voor het Intergalactische Parlement. Z’n
eerste wetsvoorstel was het verbieden van trampolines. Ridicuul, zei de
meerderheid van ’t parlement, kinderen hebben recht op hun dagelijkse portie
trampoline-springen. Laten we wel wezen, waarom worden er anders tornooien
ingericht hé? Op Klootjesdag is er al eeuwen een tornooi dat door de grote
massa aandachtig gevolgd wordt. Het stamt nog uit de tijd toen ze bokkegeiten
vanaf een hoogte van tien meter op een trampoline gooiden. Wat een gemekker
bracht dat teweeg. Gezien bokkegeiten nogal serieus grote teelballen hebben en
die door het steeds maar weer vallen op de trampoline met de minuut kleiner
werden, wat nog meer gemekker teweeg bracht, hebben ze die dag Klootjesdag
genoemd. Waarin een volk toch groot kan zijn hé? Ach, ’t is een traditie, en ’t
verzet de zinnen zullen we maar denken.
Er zijn geen valkuilen te bespeuren, maar toch hebben we schijnbaar iets
gemist. Vraag me niet wat, maar ik voelde plots een gemis. We gingen volledig
de mist in, maar dat kwam door de mist die ons benevelde. Toen de mist optrok
zagen we ons omsingeld door Stonehengers. Ze keken ons stilzwijgend aan. Wat
wij ook deden…
“ Zijn ze vijandig?” fluisterde Mara-Miek.
“ ‘ k Zou het niet weten, ik ken ze van haar noch pluim. Die ene met z’n
beschilderde tronie lijkt me het gevaarlijkste. Z’n gegrom staat me niet aan.
Ik heb veel zin om hem de weg naar een urne te tonen…”
M’n vinger speelt nonchalant met het knopje van m’n laserwapen. Laatste
nieuw model FX 17.01. Met ingebouwde chip van Tintel en geprogrammeerd door
Macrosoft. De beschilderde tronie doet een stap voorwaarts in m’n richting. Nu
gaan we het krijgen, denk ik, eindelijk mag ik een demonstratie geven.
“ How do you do?” zegt hij in vlekkeloos Engels met Oxfords accent.
“ Euh, very good, toedeloe, we are aliëns from Ridiculus, we are here on
visite, we come to help jullie with yours tempels…” antwoord ik in even
vlekkeloos Engels met Ridiculus accent.
De kerel kijkt me niet begrijpend aan.
Hij doet een stap achteruit, daar gaat m’n demonstratie, denk ik
teleurgesteld.
“ You are aliëns? I don’t believe
you…” zegt de beschilderde baardaap.
’t Is maar een woord, denk
ik, terwijl ik m’n laserwapen op hem richt.
“ Good looken hé? Good naar
the little bird looken…”zeg ik met een grijnslach.
Ik druk af en ’t moet weer
eens lukken, er gebeurt niets. Verdomme vergeten de batterij op te laden, kom
dat tegen…
“ I’m gonna give your picture
tomorrow…” zeg ik weinig overtuigend.
Plots gaan de dorpsbewoners
opzij. Onder tromgeroffel komt een in een boerka gekleedde personage haar
opwachting maken. Multicultureel, denk ik ineens, de vooruitgang werpt z’n
vruchten af. Alhoewel? Buiten een paar vijgen en enkele trossen druiven, is het
maar triestig gesteld met de tuinbouw hier, me dunkt. De boerka doet teken met
haar hand en iedereen gaat zitten op de grond. Waar anders hé? Op hun duim?
Moeten wij nu ook gaan zitten, vraag ik me af. Dat zitten is niets, maar ’t is
dat terug rechtstaan hé? M’n knoken willen niet altijd mee en de rest van m’n
lijf ook niet…
Het tromgeroffel houdt op.
Mara-Miek zegt dat de boerka een hogepriesteres is en aanzien wordt als de
spreekbuis van de goden. M’n gedacht, denk ik, wij zijn toch die goden? Ik
vraag aan Kara-Miek z’n laserwapen. Ik ben heel die vertoning meer dan zat.
Ineens korte metten mee maken…
©GoNo
zaterdag 24 november 2012
Het Geheim van Stonehenge 4
Ik bereken op m’n zakcomputer hoeveel tijd Mara-Miek nog heeft eer haar
zuurstoffles leeg zal zijn. M’n berekening zegt dat ze nog minstens een uur
heeft. Maar gezien ik geen kei in ’t rekenen ben, kan ik er drie kwartier naast
zitten. Over een detail gaan we niet moeilijk doen, zeg ik altijd…
Ik kijk naar de kraterrand en wat zie ik? Kara-Miek die staat te
verbroederen met een uit de kluiten gewassen microbe-virus. Kom van die rand
af, ‘k waarschuw niet meer, roep ik al zingend. Later zullen ze één woordje
veranderen en een hit is geboren. Spijtig dat ik nooit geen auteursrechten zal
vangen. Ene Peter Warmewijn zal met de eer gaan lopen…
Kara-Miek neemt afscheid van de slijmerige microbe-virus. Ze omarmen
elkaar alsof ze elkaar al jaren kennen. Ik besluit om Kara-Miek in quarantaine
te plaatsen tot we geland zijn op de planeet Aarde. Dat zal hem leren om de
voorschriften aangaande het omgaan met microbe-virussen te respecteren…
We gaan landen op de maan. Eventjes de benen strekken kan geen kwaad. We
landen aan de achterkant. Daar is het altijd donker omdat de zon er nooit
schijnt. Logischer kan haast niet hé? Zouden die galactische nomaden hier nog
komen? Ze drijven handel met de aardbewoners, die denken dat ze goden zijn. Ge kunt
die ook vanalles wijsmaken die simpelen van geest. Ge komt met een spaceship
uit de lucht gevallen en ze denken dat ge met een tempel geland zijt. Veel
hebben ze niet te bieden, buiten goud, zilver en wat dierenhuiden. Ze werken
zich een beroerte en wij helpen ze met wat bouwwerken op te richten. Een
kinderhand is rap gevuld, denk ik altijd.
We plegen overleg. Waar gaan we landen op de Aarde? Van dinosaurussen
moeten we geen bang meer hebben na die welgemikte meteoriet van enkele
vierkante kilometers groot. Wat een klap hé? In één klap alles weggeveegd. En
gelachen dat we hebben…
Sommigen zullen wel zeggen dat we gewetenloze moordenaars zijn, maar het
liep aardig uit de hand op de planeet Aarde. Die beesten bleven maar groeien.
We hadden ons de evolutie een beetje anders voorgesteld.
Mara-Miek zegt dat er ergens een eiland ligt dat Brittanica noemt. Ze is
er ooit geweest met haar vader. Daar lopen mensen rond die het aap-zijn
verleerd hebben. Ze aanbidden de sterren en de zon en als ze goedgeluimd zijn
ook de maan. Ze toont me de weg die ik moet volgen om daar te geraken. Het zegt
me wel iets. Ze zullen nogal verschieten als ze ons zullen zien. We zijn nu
niet bepaald de mooiste schepping der natuur hé? Maar ’t is niet het uiterlijke
dat telt, maar het innerlijke zeg ik altijd als m’n moordzuchtige neigingen
weer opsteken…
We landen midden in de nacht op enkele kilometers van een dorpje dat
Stonehenge noemt. Kara-Miek kwijlt bij het aanhoren van de naam. Stonehenge,
een keitje naar z’n hand. Stenen liggen er hier schijnbaar genoeg. Ik stamp m’n
poten als een volslagen ezel twee keer tegen dezelfde steen. M’n kleine teen is
nu even groot als m’n grote teen. Wat tot gevolg heeft dat m’n laarzen geweldig
beginnen te spannen. Mara-Miek vraagt waarom ik een vreugdedansje aan het doen
ben. Ik haat Mara-Miek, ik haat feitelijk heel de familie Miek, die momenteel
maar uit twee personen bestaat. Als het aan mij ligt zullen er geen meer
bijkomen. Waarom ze mij met die twee opgezadeld hebben mag ene Joost weten.
Maar papa Miek zit in de raad van bestuur van de InterGalactische
Exploratietochten, kortweg de IGE…
’t Is hier verdomme donker in dat achterlijk gat. Kunnen die geen
toortsen laten branden zodat een welopgevoede aliën z’n weg kan vinden? Of is
er een oliecrisis uitgebroken en staan de toortsen op rantsoen? Ik was beter
met m’n vliegende doodskist in hun dorp geland. De boel op stelten zetten is
een hobby van mij. Bang dat ze ons gaan aanvallen, moeten we niet hebben. We
zijn gewapend met lasergeweren. Een druk op t’ knopje en er ligt een hoopje
smeulende asse. Ik heb veel goesting om puur voor de lol een kleine
demonstratie te geven, zeg ik tegen Mara-Miek. Ze antwoordt dat ik altijd ruzie
moet zoeken als het niet nodig is. Wanneer is het dan wel nodig, vraag ik haar.
Als Pasen op een kruiwagen valt, zegt ze. Wat een rare zin, denk ik…
©GoNo
vrijdag 23 november 2012
Het Geheim van Stonehenge 3
De wc-dame is van de planeet Cyclopia, beter gekend als Uranus. Zoals
iedereen weet of toch zou moeten weten, wordt deze planeet bevolkt door reuzen.
Cyclopen hebben maar één oog, zijn ongeveer drie meter groot en hebben zweetvoeten.
En ook schilfertjes in hun haar. Ze spreken een taal die een beetje lijkt op
het Luxemburgs. De planeet wordt geregeerd door een cycloop met een bril met
maar één glas. Kwestie van er een beetje intelligent uit te zien. Z’n eerste
minister is er ene met een glazen oog. Als hij te diep in het glas gekeken
heeft, valt het regelmatig uit z’n oogkas. Tot algemeen jolijt van z’n
medeconfraters…
Orélia, de wc-madam, is maar een kleine meter groot. Een dwergcycloop.
Ze is een uitzondering op de regel. Na haar doorgedreven opleiding als
rioolbuizeninspectrice, die ze met grote onderscheiding gevolgd heeft, kon ze
aan de slag bij het Ministerie van Riolering en Aanverwante Buizen. Maar na een
verstopte buis, die de hoofdstad voor de helft onder water zette, is ze
verbannen naar de Rode Planeet. Ze slijt nu haar dagen als wc-madam. Treurend
en vol heimwee naar de stank van rioolbuizen.
“ Dag Orélia, je ziet er goed uit vandaag…”zeg ik vriendelijk.
Haar ene oog kijkt me argwanend aan. Ze trekt haar ene wenkbrauw op.
“ Kltzk, kkt n w eign mmr hé?”
Ik versta er geen bal van, alleen die ‘ hé’ komt me bekend voor. Ik zet
m’n automatische translator aan.
“ Wilt ge uw antwoord eens herhalen?”vraag ik nog altijd even
vriendelijk.
“ Kltzk, kkt n w eign mmr hé?”
De translator zoemt in m’n oren, ik moet dringend eens laten kijken naar
de frequentie. Ha, de boodschap komt door.
“ Klootzak, kakt in uw eigen emmer hé?”
“ Een beetje vriendelijker kan ook…Of moet ik eens in uw oog spugen?” Ik
maak een dreigende beweging met m’n slurf. Cyclopen kunnen er niet tegen als
men in hun oog spuugt. Ze slaat haar oog neer, murmelt iets dat m’n translator
vertaalt als ‘ ge kunt de pot op…” Maar daar kwam ik juist voor. Ik betaal met
m’n kaart. De prijzen zijn weer de hoogte ingegaan. Een volledig leegmaken van
de darmen kost tegenwoordig stukken van een aliën. Dat heb je met al die
computergestuurde wc’s. Comfort noemen ze dat. Ik noem het afzetterij, waar
tegen ik me afzet. ’t Is nog niet zo lang geleden dat zo een computergestuurde
wc volledig op hol sloeg. In plaats van m’n gat te schrobben met de
gatschrobborstel, begon die m’n tanden te kuisen met dezelfde borstel. Ik kan
je verzekeren dat het geen pretje is om iemand anders z’n darminhoud te
proeven. Ik zat daar op die pot met een mond vol tanden en een wc-borstel. Het
toppunt was dat ik zelfs niet om hulp kon roepen. Sedertdien heb ik zo m’n
bedenkingen bij al die ingenieuze vooruitstrevende ideeën…
Het systeem van vooruitbetalen ligt me ook niet. In geval van
constipatie ben je de sigaar hé? In geval van diaree, zal het je worst wezen,
denk ik altijd. Om voor de handliggende redenen.
Orélia keurt me geen blik meer waardig. Haar schele oog kijkt langs me
heen alsof ik lucht ben. Ik begin er over na te denken om toch maar die bus
luchtverfrisser in haar oog te spuiten. Mara-Miek zegt dat ik moet stoppen met
ruzie te maken, Kara-Miek is in geen velden of wegen te bespeuren. Wat niet zo
moeilijk is, gezien er op Mars geen velden of wegen zijn…
“ Waar is die verdomde Kara-Miek gebleven?” vraag ik meer aan mezelf dan
aan Mara-Miek.
“ Hij zal keien aan het opstapelen zijn, als ze later dan een foto nemen
van het oppervlak zullen ze denken dat er hier ooit leven was…”
“ Zijn wij dan geen leven?”vraag ik op gebeten toon. Ik haat het om te
moeten wachten op een kei-stapelaar.
“ Oei, oei, oei, Gonokriek, hebt ge geen kusje gekregen van Orélia? Ze
ziet u nochtans graag, weliswaar een beetje scheel, maar toch…”
“ Mara-Miek, ik begin er over na te denken om u beiden hier achter te
laten. Als reserve-wc-personeel.In geval dat de automatische wc-borstel het
laat afweten…”
“ We moeten Kara-Miek gaan zoeken voor het donker wordt…”zegt Mara-Miek,
m’n aanbeveling in de wind slaande.
We zijn nu al uren in een kringetje aan ’t lopen. Onze zuurstof begint
op te raken. Waar mag Kara-Miek toch gebeleven zijn? Toch niet ontvoerd door
aliëns? Een specialist in keienstapelen kunnen ze wel ergens gebruiken, al was
het maar om een muurtje te bouwen in één of ander hooggebergte bij de
toekomstige Maya’s,Azteken en Inca’s. En dan vergeet ik er nog een paar.
“ We moeten terug naar de vliegende schotel. Zuurstof bijtanken. En een
stukske eten, want ik scheur van de honger en nog meer van de dorst…desnoods
zoeken we morgen verder. Hij moet vroeg of laat ook zuurstof bijtanken hé?”
“ Ik laat m’n broer hier niet alleen achter,Gonokriek, je mag op je kop
staan dansen, ’t is de enige familie die ik nog heb…”zegt Mara-Miek met
snikkende stem. Een beetje overdreven theater, denk ik. Als dat de enige
familie is die overschiet, pleeg ik onmiddellijk zelfmoord door m’n slurf in
m’n bloemkooloor te steken…
©GoNo
dinsdag 20 november 2012
Het Geheim van Stonehenge 2
Onze eerste tussenstop is de Rode Planeet. Later zouden ze die Mars
noemen, naar één of andere God waar ze toen in geloofden. Hoe gek kan een mens
zijn hé? Of er leven is op Mars? Welnee, buiten een paar virussen die we gekruist
hebben met wat microben, zult ge weinig of geen leven vinden. ’t Zijn wel
venijnige microben, ze zijn getraind om bezoekers de duvel aan te doen. Dat
wordt weer lachen geblazen als ze ooit mensen naar Mars sturen…
We gaan landen in een krater, die kunstmatig aangelegd is. Ge ziet het
verschil niet met een echte krater. Onze ingenieuze ingenieurs hebben dat
perfect gedaan. Maar ze zouden beter dat bordje wegnemen waarop staat: ‘ WC’.
Ge weet nooit wie er langs kan komen hé?
“ Moet er iemand naar de wc gaan?” vraag ik.
“ Jawel, ik moet dringend m’n nagels lakken en m’n wenkbrauwen
epileren…”zegt Mara-Miek.
“ Ik ook…”zegt Kara-Miek.
Ik moet dringend m’n mening herzien over de geaardheid van Kara-Miek.
Ik land voorzichtig in de krater, althans dat probeer ik toch. Maar onze
vliegende schotel is al zo oud als het heelal en vertoont wat mankementen. Om
te remmen moet men gas geven en om gas te geven moet men remmen. ’t Is kwestie
van gewoonte hé? Met al onze vergevorderde technologie weten ze bij de
onderhoudsdienst nog altijd niet het verschil tussen een rem-en een gaspedaal.
En zeggen dat zo’n ding werkt op nucleaire energie. Als ik tegen de kraterwand
bots, zullen ze vanop Aarde denken dat er een vulkaanuitbarsting is.
Behendig als een kapitein, die laveloos gezopen z’n schip in de haven
stuurt, kom ik tot stilstand op enkele centimeters van de kraterwand. Het zweet
druppelt in beken van m’n voorhoofd. Groene zweetdruppels teisteren m’n
gitzwarte ogen. Met m’n slurf veeg ik ze af. M’n bloemkooloren wapperen om een
beetje frisse lucht ter verkoeling van m’n hersenen. Oef, weer eens gelukt,
denk ik.
We trekken onze op maat gemaakte pakken aan. Ze zijn van Arlani, een
bekende couturier op onze planeet. Heeft zelfs een paar bijhuizen op Pluto,
Uranus en Jupiter. Stinkend rijk is hij geworden met z’n modieuze pakken met
ingebouwde airconditioning. Alleen het molentje dat op onze helm staat, vind ik
maar belachelijk. Als er geen wind is, dient het voor niets. En als er wel wind
is, dan krijg je het gevoel dat je elk moment kunt opstijgen…
Er kruipen microben over de uitgesleten weg, die op een droge
rivierbedding lijkt, kwestie van toekomstige bezoekers van de Aarde op een
dwaalspoor te brengen in hun zoektocht naar water op de Rode Planeet. Er is
water, maar ’t zit diep onder het oppervlak. Ik trap een paar van die microben
dood, puur uit frustratie want ik haat microben en virussen. En zeker als ze
gekruist zijn met elkaar.
“ Ze zijn al goed gegroeid hé?”zeg ik tegen Mara-Miek via de ingebouwde
intercom.
“ Ja, zeg dat wel, ze groeien als peterseliekolen…”antwoordt Mara-Miek.
Peterseliekolen is zowat het nationale gerecht van onze planeet. Ze zijn
blauw en groeien aan stekelige takken. Niet te verwarren met de blauwe
andijviewortel. Die is giftig, als je er van eet, treedt de dood al na enkele
uren in. Uren waarin je langzaam uitéén valt. ’t Is geen pretje en ook geen
zicht. Een vriend van mij heeft ze eens klaargemaakt voor z’n schoonmoeder. Na
enkele uren was er alleen nog haar gebit over dat klapperde in de wind. Hij gebruikt
nu dat gebit om de kraaimeeuwen van z’n peterseliekolenveld weg te houden…
Kara-Miek kan het niet laten, is druk in de weer met het opstapelen van
keien. Beroepsmisvorming, denk ik.
Ik steek m’n platinium card in de gleuf en tik m’n persoonlijke code in.
De kraterwand gaat open. Er zijn twee deuren. Een deur voor de dames en een
deur voor de heren. Zo hoort het ook, we zijn geen barbaren hé? De wc-dame
kijkt ons met haar één oog wantrouwig aan. Haar één oog ziet dan nog scheel op
de koop toe. Kijkt ze nu naar mij of kijkt ze naar het plafond? ‘k Zou het niet
weten…
©GoNo
zondag 18 november 2012
Het Geheim van Stonehenge…1
’t Was op een zaterdag, 2300 v. C aardse tijd. We verveelden ons rot in
onze vliegende schotel. Op de intergalactische satelliet-tv was er alleen maar
voetbal. Interplanetaire Voetbal. Mijn planeet Ridiculus lag er al van de eerste
ronde uit. We waren niet opgewassen tegen de bewoners van Urbi, die vier benen
en vier armen hebben. Ze stonden,met hun zusterplaneet Orbi, samen aan de
leiding. Ik ben totaal geen voetbalfanaat, maar op straffe van verbannen te
worden naar een planeet, die we gemakshalve maar Aarde zullen noemen,
supporterde ik alsof m’n leven er vanaf ging.
’t Was nogal krapjes in die vliegende schotel, veel plaats was er niet
om met drie te leven. Ze denken allemaal dat zo’n vliegende schotel geweldig
groot is. Vergeet het maar. ’t Is ietske groter dan een tuinhuisje. Maar dan
een rond hé?
Zoals ik al eerder schreef, verveelden we ons. Kara-Miek en Mara-Miek,
zus en broer van elkaar, waren m’n medereizigers. Kara-Miek was een kei in het
opeenstapelen van grote keien. Tot op de milimeter juist, je kon er geen
sigarettenblaadje tussen krijgen. Mara-Miek daarentegen kende de meeste
planeten op haar duimpje. Papa Miek nam z’n dochtertje overal mee op
exploratietocht naar verre planeten. Kara-Miek speelde liever met de keitjes,
die hij tot op de nano-milimeter opstapelde tot metershoge bouwwerken waar
niemand het nut van inzag. Ze zouden later ongelijk krijgen…
“ Kara-Miek, wat gaan we doen vandaag?” vraag ik.
“ Gonokriek, ik stel voor om nog eens op bezoek te gaan naar de Aarde.
Eens kijken hoever ze al geëvolueerd zijn. Ze moeten nu toch al op twee benen
lopen, denk ik…”
“ Denkt ge dat, broertje-lief?”vraagt Mara-Miek met een glimlachje.
“ De laatste keer kropen ze nog op handen en voeten rond, maar da’s
ondertussen al een kleine honderdduizend jaar geleden. Ik weet dat ze nogal
traag van begrip zijn, maar dat ligt uitsluitend aan de wetenschappers die dit
experiment op poten gezet hebben. ’t Was nog voor verbetering vatbaar, zeiden
ze…”
“ Bon, laten we de planeet Aarde nog eens een bezoekje brengen…”hakte ik
de knoop door.
We zetten koers naar de Aarde. Mara-Miek tovert een intergalactische
kaart op de binnenkant van het enige raam dat aanwezig is in de vliegende
schotel. Zodat ik geen bal meer zie van wat er buiten gebeurt. Als ik tegen een
verdwaalde meteoriet aanbots, moeten ze niet komen klagen. Mara-Miek duidt de
stopplaatsen aan. Ondergrondse sanitaire stopplaatsen, zodat men later zou
denken dat er geen leven mogelijk is op Mars of de maan. Wisten wij toen veel,
dat die verdomde mensen op zoek zouden gaan naar buitenaards leven. We dachten
dat ze al werk genoeg zouden hebben om hun eigen planeet leefbaar te houden. We
zouden ongelijk krijgen…
©GoNo
donderdag 15 november 2012
Salah Salami…
M’n bakkerij begint meer en meer op een kleine kruidenier te lijken.
Melk, eieren, koffie, charcuterie, frisdranken en ga zo maar door. O ja, ze
verkoopt ook nog brood. Echt waar. Salah heet ze, was vroeger het hulpje van de
bakkerin en heeft nu de zaak overgenomen. Ik heet haar Salami. Kwestie van een
beetje op stang te jagen. Maar het helpt niet, ze kent me. Ze is van
Marokkaanse afkomst, maar heeft lak aan religieuze regeltjes. Voor haar geen
hoofddoek en met de ramadan doet ze ook al niet mee. Niet dat het veel zou
uitmaken voor mij, want ik kom er omdat het dicht tegen m’n deur is. En het
brood is nog altijd even vers als vroeger. Klanten heeft ze niet verloren,
buiten een paar onnozelaars die nu een kilometer verderop gaan en diepvriesbrood
in hun kas slaan. Brood dat ge de volgende dag tegen de muur kunt gooien en het
komt automatisch terug. Brood waarmee ge uw ramen kunt zemen zonder strepen na
te laten…
“ Goeiemorgen Salami…”
“ ’t Is Salah, wat zal het zijn?”vraagt ze vriendelijk.
“ Salah Salami? Vreemde naam hé?”antwoord ik even vriendelijk.
“ Laat maar, zalig de armen van geest hé?”
“ Voilà, een moslima die katholiek opgevoed is, dat ik dat nog mag
meemaken?” zeg ik met een grijnslachje.
“ Ben jij katholiek?”vraagt ze;
Oei, we begeven ons op gevaarlijk terrein, met godsdienst valt niet te
spotten. Er is al voor minder een oorlog uitgebroken.
“ Ja, ik ben katholiek, ik heb ooit nog gestudeerd voor pater, maar ik
ben buitengevlogen omdat ik de nonnen niet kon gerust laten…”
“ Is ’t waar?”
“ Nee, ’t is niet waar, feitelijk wilde ik priester worden, maar ik
kreeg toen een aanbod om de koran te bestuderen. Een aanbod dat ik afgeslagen
heb omdat het boedhisme me meer interesseerde. Ik ben toen op een berg gaan
zitten in de Ardennen, met aan m’n voeten een kabbelend en klaterend beekje.
Wachten op het Licht dat op m’n duistere pad zou schijnen. Het enige wat ik
gezien heb zijn duizenden glimwormen en vuurvliegjes. Maar alle begin is
moeilijk en ge moet beginnen met een klein lichtje, had de monnik uit de tempel
in Schoten gezegd…”
Er komen klanten binnen, die ik met veel plezier laat voorgaan. Ik heb
tijd zat en m’n klok staat nog altijd op ’t zomeruur. De klanten verdwijnen in
de druilige regen. Ze doen twee stappen naar hun wagen en schudden zich alsof
ze een hond zijn die uit het water komt. En zeggen dat ze bijna allemaal in m’n
straat wonen. Er is geen crisis, denk ik, zolang iedereen de auto kan nemen om
naar de bakker om de hoek te gaan…
“ Waar waren we gebleven?”vraag ik haar.
“ Je was op weg om boedhist te worden…”
“ Was ik op weg om boedhist te worden? ’t Was een lange weg, die
slingerde tussen de bomen. Een steile weg ook, maar da’s normaal in de
Ardennen. Een kilometer verder zat Eddy Planckaert met z’n familie in een
chalet. Overal stonden er wagens van VTM. Als ik m’n mantra’s begon te zingen
kwam er een kereltje vragen of ik twee minuten m’n grote muil wou houden. Zo’n
gastje die overliep van pretentie omdat hij bij de tv werkte. Toen ik m’n
Rambo-mes liet zien en zegde dat ik juist gelost was uit de psychiatrie, waar
ik verpleegd werd omdat ik aanvallen van razernij telkens kreeg, piepte hij een
toontje lager. Wist hij veel dat ik een menslievend persoon ben, die alleen
maar muggen dood slaat. Ik heb die onnozele familie een paar keer gezien. De
jongste dochter was amper veertien en ze liep al rond met een dikke buik.
Waarschijnlijk van de H.Geest of de Geestige Heilige. Maar kom, ’t zijn mijn
problemen niet, ik zat verheven op m’n berg te mediteren over de zin van m’n
bestaan en m’n plaats in de cosmos…”
Weer een paar klanten. Een tijgerbrood en 150 gr préparé. En doe er maar
zes pistolets bij en zes eieren. Heb je nog melk? Geef hem de borst, denk ik,
dan kan ik meegenieten.
Salma, uw pistolets zijn precies kleiner geworden. Vroeger waren ze
groter, zegt de andere klant. Uw teelballen waren vroeger ook groter, ouwe
zeurpiet, de pistolets zijn nog juist hetzelfde als vroeger. ’t Is Salah, zeg
ik tegen de man. Salah Salami, ik kan er ook niet aandoen dat ze een rare naam
heeft. Ge kiest uw ouders niet hé?
De man kan niet lachen, waarom zou hij ook hé? De regen valt met bakken
uit de lucht en hij is met de fiets. Zonder nog een woord te zeggen verlaat hij
de winkel. Beleefdheid is tegenwoordig een deugd, denk ik.
“ Ik ga eerst bestellen, Salmonellla, anders sta ik hier morgen nog…”
“ Zeg het maar; wat zal het zijn?”
“ Een gebakken cervela met tartaar en een curryworst met warme curry. En
ge moet het niet inpakken, ’t is om weg te geven aan een dakloze die aan de
Delhaize staat…”
Ze kijkt me verbaasd aan, schiet in een lach, ik weet niet waarom.
“ Als dat niet gaat dan moogt ge mij een product geven waar brood in
zit. Een licht grof. En vier pistolets die kleiner geworden zijn dan vroeger.
En 150 gr vleessalade. Ik moest nog iets hebben, maar ik ben het vergeten. Da’s
het probleem met Alzheimer, ge vergeet alles. Ik moest al m’n klokken een uur
achteruit zetten, maar door m”n geheugenverlies zet ik telkens m’n klok om drie
uur op twee uur. Wat maakt dat m’n kalender langs geen kanten meer klopt. Ik
denk dat ik momenteel al een week achter sta.
Maar ’t kan me niet schelen, als ik nog wat geduld heb, begint de zomer
voor mij terug…”
Ze doet m’n bestelling.
“ Moet ge een zakje hebben?”vraagt ze.
“ Nee, ik loop al zevenenvijftig jaar met een zakje rond…”zeg ik naar
waarheid.
Er komen teveel klanten binnen, ik ga opkrassen. De rest van m’n
nietszeggende verhaal zal voor de volgende keer zijn. Als ik tenminste nog zal
weten waarover ik geluld heb.
“ Dag Sally, tot de volgende keer, u was een aangename gesprekspartner…”
Hupsakee, ik ben er weg mee.
“ ’t Is Salah…”hoor ik haar zeggen.
“ Salah Salami, vreemde naam hé?”roep ik naar haar in de gietende regen.
Fluitend zet ik m’n weg voort. De regen deert me niet, voorlopig nog niet…
©GoNo